De kinderen hadden zich gisteren zo goed geamuseerd dat ik vandaag opnieuw naar de feesten wilde met hen. Ook nu parkeerden we bij papa, en gingen we te voet (en per buggy) naar de Trommelstraat. Daar waren we netjes op tijd om de eerste voorstelling bij te wonen: Discomaria van Compagnie des Fils et des Mains. Een franstalige dame (die heel hard haar best deed om sommige dingen in het Nederlands te zeggen) was van kruidenierswinkel naar poppentheater geswitched, en liet haar poppen op verschillende soorten muziek dansen, terwijl zijzelf en haar hondje commentaar gaven. In het filmpje hieronder had ze een kind op het podium gevraagd, waarop Wolf prompt naar voor liep. Hij moest gaan zitten en kreeg een nepviool in de handen geduwd, met het bijgaande resultaat.
Toen waren we zowat gekookt in de brandende zon, maar was er geen plaatsje in de schaduw meer vrij. Gelukkig begonnen er net wat wolkjes te komen, zodat we rustig konden blijven zitten voor de volgende voorstelling: ‘Girovago et Rondella’ van Circo Poetico, een Italiaanse familiegroep. Dit was half poppentheater, half circusvoorstelling, met jongleren, unicycle, muziek, maar ook een dansend minipopje, vader met trucs op een omgegord paard enzovoort. In het onderstaande filmpje ging de moeder het publiek in met een ‘echte krokodil’.
Helaas, op het einde van de voorstelling waren de kleine witte wolkjes al uitgegroeid tot stevige onweerswolken. Waar de eerste kleine druppeltjes nog welkom waren, ontaardde het snel in een echte drache nationale, ofte een stortbui van een half uur. Wij gingen schuilen bij de regie (waarvoor nog eens dank, Veerle) met de regenjassen aan, en aten rustig een ijsje.
Na nog een glimp van Momo the monkey waren we tegen kwart over zes thuis, en na een badje en een boterham werd het muisstil op de jongenskamer. Ze waren allebei doodop, denk ik.
Ik ben nog met de tram tot aan het Gravensteen gegaan en zat om half acht in het theater Tinnenpot, naar de Moereloere. Daarover trouwens later nog wel meer 🙂
Het vuurwerk, waar ik eigenlijk echt wel naartoe wilde, zag ik niet meer zitten. Ik en trams, het zal nooit goed komen, denk ik.