Ik wou dat het een éénaprilgrap was, eigenlijk. Maar ik vond dit geen slechte dag om erover te schrijven: het is hoe dan ook ironisch.
Om kort te gaan: mijn moeder heeft kanker. Van de taaie, virulente, ongeneeslijke soort.
Eerst wou ik er niet over schrijven, maar ongeveer iedereen in het dorp weet het toch al, alle familie weet het, en voor mij heeft het een te groot impact op mijn leven om het er niet over te hebben, vandaar.
Pancreaskanker dus. Met serieuze uitzaaiingen in de lever. Mijn ma, die nog geeneens 70 is, zo vol leven, bruisend, energiek, en die altijd zo gezond heeft geleefd. Mijn lieve maatje dus. Ze voelde zich moe, behoorlijk moe, en had geen eetlust. In die mate, dat ze vijf kilo afgevallen was, en dus bij de huisarts bloed liet trekken. Daar bleken de waarden min of meer normaal, al had er toch al een belletje moeten rinkelen over de leverwaarden. Toch als je echt naar iets op zoek bent. Maar toen ze maar moe bleef, en bleef vermageren, trok ze naar een internist.
Dat was op vier maart. Die nam een echo van haar lever, zag plekken, had er absoluut geen goed oog in, en wilde haar al de volgende morgen voor verdere onderzoeken en scans. En dan vrijdag opnieuw bij hem, voor nog meer. En toen viel het verdict: pancreaskanker met zware metastasen in de lever. Het was een wonder dat ze er nog zo goed uitzag, en een nog groter mirakel dat ze nergens last van had, behalve dan wat vermoeidheid. Maar zonder behandeling had ze nog drie maanden, maximaal. Mét behandeling kon hij het niet zeggen: één jaar, met wat geluk twee? Eén keer in zijn lange carrière had hij drie jaar meegemaakt, maar dat was hoogst uitzonderlijk.
Het nieuws sloeg in als een bom. Ons ma belde me op het moment dat ik normaal gezien een springuur heb, maar waarin ik ingevallen was voor een collega en Grieks stond uit te leggen aan eerstejaartjes. Ik vluchtte naar het secretariaat en sloot de deur, en liet het nieuws langzaam inzinken.
En dat was dat, eigenlijk. Ons ma en ik, we zijn allebei nogal nuchter. Ja, ik heb er nog om gehuild, toen ik plots een bepaald nummer op mijn Spotify voorbij zag komen. De tranen waren toen even niet te stoppen. En toen ik een krop in de keel kreeg bij de Carpe Diem van Horatius, heb ik het aan die klas verteld, dat was ik hen wel verschuldigd. En ja, ik zal er nog om huilen, want het is zo oneerlijk, zo hard, zo gemeen.
Maar intussen moeten we verder. En hoef ik geen nieuwe fiets te kopen, dixit ons ma, want ik kan over een half jaar die van haar krijgen. Intussen zitten we in het UZ omdat zij verder kunnen gaan met een behandeling dan gelijk welk ander ziekenhuis, en gaan we voor de zwaarste chemo. Vandaag heb ik haar gevoerd en gehaald: er moest een “poortje” gestoken worden, een rechtstreekse lijn in een hoofdader, zodat de chemo net iets vlotter verloopt. Morgen volgt dan de eerste chemo.
We zien wel. Intussen koester ik elk moment dat ik heb met haar, en probeer ik niet te focussen op de ziekte. Want ze is eigenlijk nog steeds niet ziek, alleen moe. Een wonder, ja. En ze ziet er fantastisch uit! Of wat vindt u van de foto van vijf maart?