Lissabon dag 5 – maar niet het einde

Ook onze laatste dag hier in Lissabon wilden we nog goed besteden: ons vliegtuig ging toch maar om 19.55 uur, wat ons nog een hele dag opleverde.

Een laatste keer deden we het ontbijt alle eer aan, parkeerden onze valiezen aan de balie, en trokken de stad in, in een andere richting deze keer. Er zijn daar in het oude centrum namelijk drie pleinen, en op plein drie waren we nog niet geweest. Daar kan je een trammetje nemen naar boven. Enfin, een half soort téléferique, eigenlijk: de aandrijving is wel niet met tandwielen, maar het korte trajectje is zó steil dat het trammetje zelf schuin is gebouwd. Best wel grappig, maar vooral ook blij dat we dat niet te voet hoefden te doen.

Boven kwamen we aan een miradouro, een uitkijkpunt over de stad, en daarna kuierden we verder doorheen de oude wijk naar een ander uitkijkpunt.

We kwamen terug beneden uit, liepen nog even door de markthal, en namen dan een uber richting Parque das Nações, een stadsvernieuwingswijk aan de Taag waar de wereldexpo in 1998 werd gehouden. Dat merk je ook: je rijdt door de haven, langs kaaien, fabrieken, loodsen, en dan kom je in een nieuwe wijk met restaurants, veel kunst, mooie gebouwen en verschillende attracties.

Het eerste wat we zagen, was een kabelbaantje over een stuk van de Taag, met in de verte een nog veel grotere brug dan degene die ons al zo had overweldigd. Dat konden we uiteraard niet naast ons neerleggen. We besloten om dat te nemen, dan iets te eten te zoeken, terug te komen met de liftjes, en dan het fameuze Océanario te bezoeken, het aquarium van Lissabon.

We bekeken die hele grote toren waar we nog niet konden gaan eten – restaurant gaat pas open in mei – liepen dan maar door het park beneden en gingen iets eten. We opteerden voor een biftek, een lokale specialiteit die je toch minstens één keer moet gegeten hebben, zo hadden ze ons al eerder verzekerd. Euh… Een lap biefstuk van mindere kwaliteit met een spiegelei op en heel veel look, daar kwam het op neer. Ja dan maar, zeker?

We hadden terug kunnen wandelen, maar dat liftje is veel leuker natuurlijk, en dan stonden we ook meteen weer aan de ingang van dat aquarium. Wel euh, indrukwekkend is een beetje een understatement in dit geval. We hebben er meer dan een uur rondgelopen, gekeken naar de kleine aquaria, de otters, de pinguïns, maar vooral onze ogen uitgekeken op het immense centrale aquarium met duizenden vissen, zeebeestjes allerhande, haaien, roggen, zonnevissen, de vreemdste allemaal door elkaar. Ze kweken er zowaar ook freggles en zeedraken.

Toen waren we allebei wat moe gestapt, zodat we een koffie dronken en nog elk eentje van onze pasteis de Belém binnenspeelden. Dik in orde!

Na een passage langs een watervalfontein keerden we terug richting het stadscentrum.

Daar hield Bart het voor gezien in de Starbucks in het prachtige station om de hoek van ons hotel, terwijl ik nog een laatste keer over het grote plein liep, doorheen de autovrije straten tot aan het water om nog een reeks labcaches op te pikken. Natuurlijk heb ik toen wel mijn voet stevig omgeslagen, maar alla, we overleefden dat gelukkig wel.

Een stevige, ietwat hinkende wandeling later zaten we om 17.40 uur opnieuw in de Tesla van Mario, maar deze keer met zijn vrouw aan het stuur. Dat is een voorzichtiger en dus ook tragere chauffeur, en er was spitsuur, zodat we door Lissabons buitenwijken zijn gereden tot aan de luchthaven, waar we dus anderhalf uur op voorhand waren. Ruim genoeg, hadden we gedacht. Helaas… Bart had niet op voorhand ingecheckt omdat hij het enerzijds vergeten was wegens geen herinneringsmail – zoals je die gewoonlijk wel krijgt – en omdat we toch onze bagage gingen inchecken. Bleek dat we zo goed als de laatste waren en de vlucht overboekt was, zodat we op standby stonden.

Say what???

Ha nee, Brussels Airlines had vijf passagiers te veel geboekt, in de hoop op afzeggingen en dergelijke. Maar echt, serieus… Ons werd aangeraden om ons naar de gate te begeven om daar te wachten tot het boarden gedaan was, en dan te zien of er nog plaats was voor ons. Zucht.

Intussen had Bart al geprobeerd Brussels Airlines (BA) telefonisch te bereiken, maar de Indiër van de helpdesk was nauwelijks te verstaan en wist van toeten noch blazen, behalve dan dat we geboekt hadden via Air Portugal (TAP) en dat we dus via hen een oplossing moesten zoeken.

Bart was intussen al geel en groen van frustratie, zodat ik dan maar naar TAP heb gebeld. Een hele vriendelijke jongedame probeerde een oplossing te vinden voor ons, zou ons eventueel al richting Porto gekregen hebben diezelfde avond, maar de aansluitende vlucht naar Brussel zat ook al vol. Ze probeerde echt wel, en later bleek dat ze ook echt had geholpen. Maar voor de rest moesten we naar de balie van TAP in de luchthaven zelf.

Bon, boarding gedaan, de andere drie passagiers op standby konden wel nog mee – zij hadden net voor ons ingecheckt, blijkbaar – maar wij dus niet. Dikke dikke zucht. Acht uur, moe, hongerig, hangry, en vooral moegestapt, want dat zijn nogal einden, op zo’n luchthaven.

Bon, terug naar de inkomhal, gevraagd aan een vriendelijke man aan een willekeurige balie waar TAP was, gezocht en gevonden. “Ha, u moet niet hier zijn, maar bij de andere balie”. Andere balie: “Wat is uw volgnummer?” 192. “Ja maar wat staat er naast?” Huh? “Naast uw nummer? Buiten het kantoor op het bord?” Euh… wat??? Mens zucht diep, loopt uit het kantoor, ziet naast 192 de letters PRE2 staan, en zucht vol ongeduld dat het dan toch overduidelijk is dat we naar premiumbalie 2 moeten. Euh, ja zeker? “Aan de andere kant van de hal, mevrouw.” Uiteraard.

Premiumbalie: “Oh, niet hier, maar net om de hoek, een apart kantoortje waar u ook echt kan zitten”. Daar was het aan nr. 192, maar zat er al iemand uit te leggen. Bon, even wachten kon er nog wel bij. Maar het moet gezegd: de dame was echt supervriendelijk en zeer behulpzaam. Blijkbaar had de jongedame aan de telefoon al een vlucht geregeld voor de volgende dag om 12.05 uur, deze dame wist al meteen onze namen en ons probleem. We kregen bevestigingen, tickets en dergelijke, de uitleg rond een compensatieregeling, en werden daarna doorgestuurd naar Ground Force, de balie die ons hotel zou regelen.

Bon, terug naar de grote hal, naar Ground Force. Daar keken ze even naar elkaar en verwezen ons naar een loket drie loketten verder, bij… de man aan wie ik de initiële instructies had gevraagd. Ook deze man had een meesterlijk geduld en een vermogen om mensen op hun gemak te stellen. Ook hij wist al wie we waren, regelde voor ons de Holiday Inn een drietal kilometer verderop, gaf ons een maaltijdvoucher voor diezelfde avond nog in dat hotel – we moesten er wel voor tien uur zijn, het was een buffet en ze wisten dat we kwamen – en wenste ons veel succes.

Buiten namen we een taxi – ook op kosten van BA – naar de Holiday Inn waar ze inderdaad ook meteen wisten wie we waren, ons een kamer gaven op het tiende, en zeiden dat we nog wel eventjes hadden voor het buffet.

De kamer was standaard HI, het buffet was troosteloos in een schel verlichte ondergrondse ruimte, maar bon, het eten stond er ook al ettelijke uren, vermoed ik, en het was tenminste eten, met zowel voorgerecht, hoofdgerecht als dessert, en eigenlijk was de vis best lekker.

Om tien uur ploften we, doodmoe en in mijn geval vooral slechtgezind, in ons bed. Ik had thuis willen zijn, maar bon. Lesje geleerd.

Huiskamerkuren: Rick De Leeuw en Jan Hautekiet

De vorige Huiskamerkuren was ons zo goed bevallen, dat ik me meteen had ingeschreven op de mailinglijst. Toen dan plots – gelukkig op een moment dat ik voor mijn computer zat – een mail binnenkwam met een uitnodiging voor Rick De Leeuw en Jan Hautekiet, schreef ik ons prompt in. We hebben er hoegenaamd geen spijt van gehad.

Beide boomlange heren hadden er duidelijk zin in. Hautekiet zegt niet veel, toch niet in woorden, wel in pianospel. De Leeuw zegt des te meer: je kon het eigenlijk niet gewoon een concert noemen, minstens evenveel tijd werd gespendeerd aan de “kaders”, zoals ze het zelf noemen, de omkadering van een bepaald lied. De Leeuw is dan ook een geboren verteller die zijn publiek tot in de puntjes kan boeien, en de nummers smaken dan ook des te meer als je weet welk verhaal er achter zit.

Neem nu “Kampioenen”: het is het verhaal van een renner die de Ronde van Vlaanderen rijdt, zoals De Leeuw zelf ettelijke keren als amateur heeft gedaan. Afzien, en daar toch zo ongelofelijk van genieten…

En dit is dan weer een andere versie van André Van Duyn zijn carnavalsstamper, waarbij De Leeuw begon over miskende poëten en misbegrepen tekstuele pareltjes. Ik had op zijn minst een gedicht van Lucebert of Van Ostaijen verwacht, maar dit was eigenlijk even fijn…  De kleine maniërismen van de zanger neem je er dan graag  bij.

Jan Hautekiet viel ondertussen zijn instrument aan met zo veel passie en zo veel overgave dat we zowaar medelijden kregen met de arme piano: hij werd nog net niet door het kleine podium geramd.

En toen waren er natuurlijk ook nog de twee immense hits van de Tröckener Kecks, “Met hart en ziel” en “Nu of nooit”. Ook hier kreeg De Leeuw zijn publiek volledig mee, tot iedereen rechtstond en mee zong alsof zijn leven ervan af hing.

Een ongelofelijk onderhoudende avond met twee rasartiesten die elkaar duidelijk gevonden hebben, en dit komt dan ook ten volle tot zijn recht in deze kleine omgeving, veel meer dan in een grote zaal.

Topentertainment.

Theodoor Rombouts in het MSK

Toen ik een tijd geleden een uitnodiging kreeg van VOKA voor een netwerkavond met walking dinner en vooral een nocturne van Theodoor Rombouts in het MSK, schreef ik meteen in.

Laat ons zeggen dat die inschrijving nogal wat voeten in de aarde had en dat ik op een bepaald moment Barts naam heb moeten gebruiken om alsnog goedgekeurd te worden, maar feit is dat ik vandaag om kwart voor zeven met Véronique aan het Museum voor Schone Kunsten stond met een grote glimlach.

Wat een fijne avond! Prachtige kunst, lekker eten, fijn gezelschap: meer moet dat toch niet zijn? Jammer dat Bart niet mee kon – die had andere verplichtingen – maar Véronique was al even aangenaam gezelschap.

Heel knap waren ook de instrumenten die hij schildert en waarvan ze dan enkele originele exemplaren in iuxtapositie hebben gezet. Vooral die oerfagot vonden we de max, blijkbaar een dulciaan uit de 16de eeuw.

Heerlijk hoe de schilder kan spelen met licht en lichtinval, focus en achtergrond. Hij had ook een voorliefde voor de meest bizarre snorren die soms wel een eigen leven lijken te leiden. En met borsten had hij alvast niet echt veel, of hij durfde er niet goed naar te kijken, want als de mijne zouden zitten zoals hij ze schildert…

Afsluiten deden we met een dessertje en een blik op de pseudo-arabische maar prachtige schilderingen in de hal.

 

“Ibis” van Ovidius: een mysterie?

Ik geef het toe: toen ik de titel van de lezing zag, wist ik ook hoegenaamd niet waarover dit ging. Ik heb wel al wat van Ovidius gelezen, maar zijn Ibis, die was me totaal onbekend.

Blijkbaar is dat niet onlogisch. Zijn Ibis is een vervloekingsgedicht van meer dan 600 verzen, waarin hij zijn vervloekingen steeds herhaalt in andere bewoordingen en er losjes over gaat. De eerste 200 verzen zijn in het Nederlands vertaald, de rest zelfs niet meer.

Stefan Van Den Broeck, zoon van, is leraar Latijn in Blankenberge en gebeten door Ovidius. Hij heeft daar tal van opzoekingen over gedaan, dingen geschreven, vertalingen gemaakt, en is dus ook steeds weer op die Ibis gebotst. En er uiteindelijk ook gefascineerd door geraakt. Want de hamvraag is hier: wie wordt er hier zo intens, uitgebreid en copieus vervloekt?

Het is jammer dat de techniek het liet afweten, want ik ben er zeker van dat de 60 slides die Stefan had voorbereid, een echte meerwaarde zouden geweest zijn. Maar ook zonder dat wist hij zijn karige publiek te begeesteren: hij presenteerde zijn onderzoek als een soortement escape room: de aanwijzingen mochten niet te duidelijk zijn zodat Ovidius er niet kon op afgerekend worden, maar mochten voor insiders ook weer niet té verborgen zijn.

Eerst rekende Stefan af met alle hypotheses van zijn voorgangers door op duidelijke misinterpretaties of fouten te wijzen. En daarna begon hij zijn eigen these op te bouwen: zowel omstandigheden, gebeurtenissen en verwijzingen door en naar andere auteurs, maar vooral intertekstuele clues stapelden zich op: talrijke verwijzingen naar de naam van het doelwit, al dan niet cryptisch, anagrammen, levensgebeurtenissen enzoverder.

En de slotsom? Wie was nu het doelwit van alle beledigingen, aanvallen en aantijgingen? Niemand minder dan keizer Tiberius.

Lectuur: “Moby Dick” van Herman Melville

Euhm. Dit is een boek waar ik me eigenlijk wel behoorlijk aan mispakt had. Ik had een avonturenverhaal verwacht over de jacht op een witte walvis met slecht karakter.

Ik kreeg een boek over walvissen. Ik weet intussen alles over de verschillende habitats, de verschillende soorten walvissen, hun gedrag, hun evolutie, hun paringsrituelen, hun wetenschappelijke classificatie, noem maar op. Oh, en over verschillende types walvisvaarders, de boten, de manier van optuigen, hoe je een walvis vangt, hem volledig in stukken snijdt, de blubber opvangt, hem verder versnijdt, hoe alles bewaard wordt… Eigenlijk leert dit boek je quasi alles over de walvisvaart in die tijd. De verteller is dan ook niet Captain Ahab, zoals ik verwacht had, maar Ishmael, een walvisvaarder aan boord van de Pequod. Ik had het nochtans kunnen weten: de bekende openingszin is per slot van rekening “Call me Ishmael.”

Het boek is zeer barok geschreven, met heel veel overpeinzingen, filosofische bedenkingen, maar dus ook soms (pseudo-)wetenschappelijke kennis en opsommingen. Amper in de laatste paar bladzijden komt Moby Dick zelf ook op de proppen: het hele boek lang jaagt de bemanning op de meedogenloze schrik der zeeën, aan wie Captain Ahab in een eerdere confrontatie al een been is kwijt geraakt.

Een passage die ik aangeduid had, bijvoorbeeld: “There is no steady unretracing progress in this life; we do not advance through fixed gradations, and at the last one pause:– through infancy’s unconscious spell, boyhood’s thoughtless faith, adolescence’ doubt (the common doom), then scepticism, then disbelief, resting at last in manhood’s pondering repose of If. But once gone through, we trace the round again; and are infants, boys, and men, and Ifs eternally. Where lies the final harbor, whence we unmoor no more? In what rapt ether sails the world, of which the weariest will never weary? Where is the foundling’s father hidden? Our souls are like those orphans whose unwedded mothers die in bearing them: the secret of our paternity lies in their grave, and we must there to learn it.”

Met andere woorden: je leest dit boek niet zomaar even tussendoor, ook al omdat het 650 bladzijden telt. 650 over walvissen en de walvisvaart.

Vond ik het goed? Goh… niet speciaal, eigenlijk. Misschien ook wel omdat ik me aan een avonturenverhaal had verwacht, en niet dit. Maar het is wel met recht en reden een klassieker, denk ik dan.

Dansvoorstelling van mijn metekind

Ze doet het nu toch al een flink aantal jaar, mijn metekind Marie-Julie. Met ‘het’ bedoel ik dansen. Klassiek ballet, moderne dans en sinds dit jaar zelfs heuse hiphop. En ja, ze doet dat goed. Zéér goed zelfs.

Merel en ik zaten deze vooravond dan ook met open mond te kijken naar de dansvoorstelling van DE! Bewegingssstudio by DEBorah, een quasi drie uur durend dansspektakel met minstens 100 dansers op het podium. De hele kleintjes waren ronduit schattig, de hoogste categorie was gewoonweg echt goed, zowel bij klassiek als modern.

En dan was er ook nog de hiphop, die sinds september is gestart en die ronduit schitterend was. Hilarisch, dat ook: eerst die hele kleintjes in jeans en wit, en dan opbouwend. Man, een schitterende choreograaf ook!

Enfin, intens genoten, en bijzonder trots op Marie-Julie!