Opluchting

[Waarschuwing: rant]

Het zijn stresserende tijden voor iedereen, deze vreemde coronatijden.

Wij als leerkrachten kregen plots een weekje extra vakantie, en eigenlijk waren we daar niet onverdeeld gelukkig mee, al vond de publieke opinie ons een bende leeggangers die zijn bek moest houden.

Ja, het deed deugd om even langer op adem te kunnen komen, om even niet continu dat masker op te moeten hebben en de stem te kunnen laten rusten, want lesgeven door zo’n ding, dat vraagt wel wat extra inspanning. En dan heb ik het nog niet eens over het gebrek aan interactie. Af en toe trek ik mijn masker heel even omlaag om mijn grijns te laten zien, zodat de leerlingen weten dat ik sarcastisch bezig ben. Mijn zesdes weten dat, mijn eerstes en tweedes wat minder. Maar ik zie hun uitdrukkingen ook niet: lachen ze, zijn ze verveeld, geamuseerd of gewoon aandachtig? Ja, je kan een en ander afleiden uit hun ogen ook, maar niet op acht meter afstand, toch? Nog vervelender is het als een eersteke zonder zijn hand op te steken antwoordt: vanwaar kwam dat antwoord? Ik ken hun stemmen niet of toch niet voldoende en je ziet niet wie er aan het spreken is. En voor de verlegen leerlingen is het al helemaal een nachtmerrie: je verstaat hen aan geen kanten en ze moeten luider spreken.

En toen kwam het bericht dat tweede en derde graad halftijds les kreeg in de klas, halftijds thuis. Netjes in halve groepen. Euhm… Bon, voor vijf en zes was dat snel geregeld: ik zette mijn eigen laptop – want die van de school zijn allemaal in gebruik – vooraan in de klas, sloot hem aan op het vaste netwerk – want de wifi kan het momenteel niet trekken – en gaf gewoon live les voor de leerlingen thuis. Ze kunnen antwoorden, vragen stellen en dergelijke via de chatfunctie. Gelukkig doen ze dat ook wel. Op die manier kan ik de verloren lestijden iet of wat beperken.

In de eerste graad hebben ze wel gewoon les, tenminste in hun klasbubbels. Aangezien de school een aantal jaar geleden besloten heeft om Latijn voor het eerste in het modulesysteem onder te brengen en geen aparte Latijnse klassen te maken, zitten mijn leerlingen verspreid over de zeven klassen. Resultaat: geen les in de modules, maar taken. Dat wij als enige module een leerplan te volgen hebben, tsja… Da’s pech, zeker? En dat ik grammatica aan die eerstes niet in taken kan steken en dat ze nog niet voldoende kunnen om extra teksten te vertalen, tsja…

Maar waar ik echt wel mee inzat, waren mijn tweedes. Mijn collega en ik zijn nog puin aan het ruimen van de vorige lockdown: we zijn wel begonnen met de thema’s en teksten van het tweede jaar, maar de grammatica, die moeten we quasi van nul herbekijken. Ik heb intussen de spraakkunst die we vorig jaar hebben gezien en hadden moeten zien, wel ingehaald, maar ben dus nog niet aan iets nieuws begonnen. En toen kwam er bericht van de directie dat ook de basisopties in het tweede, onder andere de Klassieke Talen dus, geen les mochten geven wegens bubbelbreuk. Ze komen wel niet uit zeven verschillende klassen, maar toch uit meer dan één klas.

Ik slaakte een diepe, diepe zucht. Eerst hadden ze al, zonder ons te consulteren, het examen Latijn in het tweede jaar geschrapt, en nu dit. Dat examen, dat had ik gewoon zien passeren in een dienstnota, en ik had gezucht, maar dat was dat. Ik ben moegestreden, ik zag het niet zitten om ervoor te gaan vechten, wetende dat we het uiteindelijk toch gingen verliezen.

Maar 4.5 weken les verliezen in totaal? 18 lesuren? Ha ja, een week doordat ik in quarantaine zat, een week door die extra week vakantie. Daar kan niemand iets aan doen. Maar nu nog tweeëneenhalve week kwijtspelen, goed voor 10 lesuren, omdat ze in bubbels zitten? Ik zuchtte zeer, zeer diep. Gelukkig zei de pedagogisch begeleider, aka. Gwen: “A la guerre comme à la guerre, daar is niks aan te doen. Doe wat je kan…”

Maar blijkbaar hadden ook andere collega’s bezwaar aangetekend, en toen kwam plots een berichtje van directie: “Dat het misschien niet helemaal duidelijk was geweest, maar dat de opties in het tweede wél les mochten geven”. En pas toen, toén realiseerde ik me hoe hard ik daarover had gestrest, want er leek een pak van mijn schouders te vallen. Gewoon les in mijn tweedes, een ongelofelijk fijne groep, en daardoor ook nog een kans om op schema te blijven, allez ja, coronaschema, maar toch. En ze vooral ook nog enthousiast te kunnen houden.

Stom he. Extra vakantie krijgen, en daar niet eens blij om zijn. Voortdurend onder stress staan: heb ik wel mijn masker goed opgehouden, heb ik alles wel ontsmet, hebben de leerlingen gedaan wat ze moesten, zijn die handen ontsmet bij het binnenkomen? Wie gaat er in quarantaine, wie zit er thuis, wie moet er taken krijgen, wie is er ziek, wie moet ik live de les laten volgen van thuis? Wie heeft wie besmet, welk risico loop ik als leerkracht tussen zo’n honderdtal leerlingen per dag? Wat gaat de planning voor volgende week zijn, en welk extra werk gaat dat met zich meebrengen? Dat gezeul met die computer van klas naar klas, kan dat eindelijk eens ophouden? Want als er iets met die computer gebeurt, dan is dat pech want persoonlijk materiaal, ook al gebruik je het voor school. En zal ik wel rond geraken met de leerstof? Zijn ze wel allemaal mee? Heb ik ze goed ingeschat met hun masker op? Zijn ze zelf niet te gestrest, wat kan ik doen om het hen makkelijker te maken? En hoe gaan die examens verlopen?

Onbewust is er dus continu stress waar ik me soms niet eens bewust van ben.

Dat het maar rap weer code geel of groen is. Dit hangt mijn voeten uit.

Pensief…

Ik weet niet hoe het komt, maar ik betrap me er de laatste tijd regelmatig op dat ik beelden bewust visueel in mijn geheugen probeer op te slaan. Een beetje alsof je een mentale foto neemt. Making memories, als het ware.

Het zijn van die kleine momenten die ik me voor altijd wil herinneren: de manier waarop Merel, nog niet goed wakker, met haar verwarde haar in een streep zonlicht, cornflakes zit te eten. Hoe Kobe onderuitgezakt zit te grijnzen naar iets op tv. De manier waarop het licht speelt in de krulwilg in de tuin, of hoe Wolf, smal en stevig, door de living stapt en ik zijn rug gadesla.

Ligt het aan het feit dat het herfst is, en dat de herfst vaak dit soort gedachten doet opflakkeren? Aan het feit dat ik hier twee weken opgesloten zit, geconfronteerd met het idee hoe broos een leven eigenlijk wel is? Of dat ik soms moeite heb om me mijn ma voor de geest te halen, en dat ik dan gewoon moet terugdenken aan die kleine momentjes?

Feit is dat ik, sinds mijn rug gebeurd is, veel vaker stil sta bij de eindigheid van dit bestaan. Er zijn zo veel dingen die ik niet meer kan, maar het had veel erger kunnen zijn: ik had in een rolstoel kunnen zitten, en dan? Ik probeer dus keihard te genieten van elk klein momentje, carpe diem zou je kunnen zeggen. Daarom piekt het nu zo dat het vakantie is, dat ik dus tijd heb om buiten te gaan lopen en te genieten van de zon in de herfstbladeren, van de weerspiegeling op water, van de wind door mijn haar, en dat ik binnen moet blijven. Ik lees, ik game, ik doe kleine dingen, maar niet echt herinneringswaardig.

Mijn leven is eindig, en het grootste deel ervan is al achter de rug, of toch zeker het meest kwaliteitsvolle. Ik geniet van elk mooi moment dat ik krijg, en daarom heb ik altijd bloemen in huis, wil ik de zon in de woonkamer zien spelen en kan ik genieten van de loomheid van mijn katten.

Gewoon omdat het kan.

Opgesloten

Hoe fijn ons huis ook is, hoe comfortabel het leven hier binnen ook is, ik voel me opgesloten.

Vandaag wilde ik graag met de rest van het gezin naar Kruishoutem, naar het graf van mijn schoonvader, maar helaas.

Het is intussen mooi weer buiten en ik zou met de fiets mijn caches willen gaan herstellen, of ergens anders gaan cachen, al dan niet op mijn eentje. Niet dus.

Ik was van plan om met mijn vader mee te gaan naar de dokter, maar Roeland neemt over, want ik mag het huis niet uit. Normaal gezien zou vandaag, op zondag, mijn vader langskomen, maar dat mag uiteraard niet. Maar ik mag ook niet bij hem koffie gaan drinken. Begrijpelijk, maar lastig.

Ook de kuisvrouw komt twee weken niet. Niet dat dat nu zo’n probleem is, we zijn met zijn allen thuis en we nemen wel over, maar…

Dus ja, ik voel me een luxegevangene. Voor amper twee weken, en ik heb het al lastig. Ik kan me dus niet voorstellen wat het moet zijn om een échte gevangene te zijn, die niet in een comfortabel, warm huis zit met zijn geliefden, die kan lezen en gamen en onnozel doen naar believen.

En ik kijk er dus al naar uit om dinsdag boodschappen te doen, want dat is zowat het enige dat wel nog mag, omdat het pure noodzaak is. Ugh.

Muziek

Ik ben geen grote fan van muziek. Nee, dat zeg ik verkeerd: ik ben wél een grote fan van muziek, maar ik ben niet iemand die gericht gaat zitten luisteren, in het half donker met een koptelefoon of zo. Hell, ik heb niet eens een koptelefoon of zelfs maar oortjes: ik gebruik dat gewoonweg niet. Ik ga NOOIT muziek luisteren op de fiets of op wandel, daarvoor geniet ik te veel van omgevingsgeluiden of de stilte.

In de auto staat de radio wel vrijwel altijd aan, en thuis hangt het ervan af hoe druk mijn dag was of nog moet worden, en is het vaak Studio Brussel, maar ook gewoon een afspeellijst op Spotify. Teksten ken ik totaal niet, zelfs niet van mijn favoriete nummers, maar ik zou ze zo noot voor noot kunnen noteren op muziekpapier, denk ik.

Maar wat ik wél heel erg intens heb, is de link met mensen. Bepaalde nummers zijn voor mij onlosmakelijk verbonden met bepaalde mensen of zelfs bepaalde situaties en maken dan soms enorme emoties in me los.

Ik had het er hier al over, en ook deze morgen had ik het weer: een nummer van The Cure op de radio, een link met zowel de verschillende concerten van hen die ik al gezien heb als met Erik, en ik was meteen goed gezind. Ik heb staan dansen in mijn badkamer met een grote grijns.

En nee, ik heb dat niet als ik een afspeellijst aanzet want dan verwacht ik het een beetje, ik moet het hebben van die onverwachte nummers om mijn dag op te fleuren. En dan mag het gerust ook een nummer zijn als “As the bottle runs dry” van The Wolf Banes: dat brengt me meteen naar Kordaanse kampvuren en andere larpomgevingen, iets waar ik momenteel naar snak…

Frisjes

Met de coronamaatregelen staan in elke klas altijd de ramen open. Dat hoort zo, de leerlingen weten dat en ze mogen gerust hun jas aanhouden als het moet, of zelfs een dekentje meebrengen.

Zelf heb ik er eerlijk gezegd nog geen last van gehad: zo koud is het nog niet, en als je zelf staat of zit les te geven, dan scheelt dat wel nog een pak, zo blijkt.

Maar dinsdag en vandaag waren er klassenraden, en dat betekent een paar uur stilzitten in zowat het koudste lokaal van de school, zijnde de studiezaal. Zo kunnen we allemaal op afstand van elkaar en met een mondmasker op tóch nog live vergaderen, maar ook dus stilzitten. Ik moet toegeven, ik heb na een half uur toch mijn gilet aangetrokken boven mijn T-shirt. De directie zat intussen al als een halve eskimo ingepakt, maar ik kan me voorstellen dat het op haar bureau meestal wel wat warmer is, aangezien ze er alleen zit en dus niet hoeft te verluchten. Tsja.

Maar het geeft te denken over de winter. Als die ramen moeten openblijven – en dat kan eigenlijk niet anders als je met 25 leerlingen in één ruimte zit – hoe koud gaat het dan worden? En heeft het dan zin om de verwarming aan te zetten en op die manier geld uit te geven?

Hmm…

“De helden van vandaag”

Van het begin van de coronacrisis tot 27 juni hield Hadewig Decorte, CEO van een Brussels ziekenhuis, een blog bij over de crisis.

Ik hielp het mee in goede banen te leiden door de technische kant van het WordPressblog op mij te nemen, en ik had het er hier al even over.

Groot was mijn verbazing toen ik onlangs de brievenbus eens leegmaakte en er een heus boek in terugvond, uitgegeven door het Sint-Jansziekenhuis, jawel. Het ging om de verzamelde teksten en beelden uit Hadewigs blog, met een heuse dedicatie. Én zowaar een naamsvermelding bij de bedankingen. Ik ga eens een apart schap aanmaken met alle boeken waarin ik vermeld sta, denk ik zo.

Enfin, het is een mooi boek om te hebben, maar ik heb het wel degelijk al gelezen toen de teksten online kwamen. Mocht iemand er interesse in hebben, ik wil het wel eens uitlezen, en ik vermoed dat het ook wel online te koop is. Het is in elk geval een mooi tijdsdocument.

Psycholoog

Merel kampt eigenlijk al sinds de kleuterschool met een soort faalangst: een opdracht die ze nochtans begreep, ging ze niet meteen uitvoeren zonder eerst bij haar vriendinnetje gekeken te hebben of het wel juist was.

Verlegen is ze niet meer, intussen, dat heeft ze afgeleerd. Maar vorig jaar op het einde van het schooljaar was ze doodsbang dat ze niet geslaagd zou zijn, terwijl ze echt wel bij de betere helft van de klas zit. Ze heeft het zeer moeilijk om haar eigen mogelijkheden in te schatten en denkt altijd meteen overal het ergste van. Er zijn perioden dat ze zeer moeilijk slaapt en soms heeft ze echte huilbuien, vaak zonder aanwijsbare reden. Zelf zegt dat ze dat ze met haar verstand wel snapt hoe ze dingen zou moeten aanpakken, maar dat het daarom emotioneel niet noodzakelijk lukt.

Nu, ik had vorig jaar op het einde van het schooljaar een en ander besproken met de leerlingenbegeleider en het CLB van haar school, en na mijn verhaal waren ze het er over eens dat het misschien best was dat ze externe hulp zou krijgen. Voorlopig zijn er nog geen echte problemen, maar ik voorzie dat ze bij de overstap naar het middelbaar wel eens compleet in de knoop zou kunnen slaan, en liever voorkomen dan genezen, toch?

Enfin, vandaag reden we dus samen naar Vinderhoute voor een eerste gesprek bij een kinderpsycholoog. Normaal gezien luistert hij eerst naar de ouders apart, maar aangezien Merel verbaal zo sterk is en zelf al grondig heeft nagedacht over haar probleem, wou hij haar er meteen wel bij.

Het is een jonge gast en het klikte wel, had ik de indruk. Het was een eerste verkennende gesprek, de volgende keer is het de bedoeling dat ik er niet bij ben, zodat ze helemaal vrijuit kan spreken. Ook daarover was ze wat angstig, maar toen ik zei dat ik in de auto ging zitten wachten en dat ze me gewoon kon komen halen als ze niet uit haar woorden zou geraken, was ze gerustgesteld.

Ik hoop maar dat het helpt, want zo’n huilend brokje ellende in je armen, dat is het toch niet, zeker als er geen echte reden toe is. Tsja.

Van die liedjes…

Het is vreemd hoe muziek soms zo heftige emoties kan opwekken. Dan heb ik het niet over muziek op zich, maar gewoon bepaalde liedjes die me zo hard doen denken aan mensen.

Vrijdag had ik het nog: een stralende dag, ik reed welgezind naar school, en plots was “Lullaby” van The Cure op de radio. Ik kon niet anders dan glimlachen: het is niet alleen een van mijn favoriete liedjes, het doet me gewoon heel sterk denken aan Erik. Intussen ben ik, zo heb ik gemerkt, niet meer kwaad op hem, maar kan ik met een mengeling van weemoed en fijne herinneringen aan hem terugdenken.

Ik heb hetzelfde met “My hero” van The Foo Fighters. Dat was een van de favoriete nummers van Vic, die dit jaar 21 zou geworden zijn. Elke keer weer krijg ik een koude rilling, elke keer weer raakt het nummer me, elke keer weer moet ik zo keihard terugdenken aan hem.

En dan heb ik het nog niet over “Chan Chan” van de Buena Vista Social Club. Dat nummer hebben we gedraaid op ons ma haar begrafenis, en ik heb het er nog steeds moeilijk mee. Soms maakt het me gewoon weemoedig, op andere momenten is het, na al die jaren, nog steeds een mokerslag op het onverwacht. Want het is dan meestal dat het stomweg op de radio in de auto voorbij komt. Eén keer heb ik me moeten parkeren: ik kon niet verder, en ik heb zitten huilen als een klein kind. Maar élke keer moet ik iets wegslikken.

Nee, ik zet eigenlijk niet vaak muziek op, ik hou van stilte. Maar sommige liedjes, tsja, die zijn nu eenmaal voor de rest van mijn leven verbonden met bepaalde mensen, en dat zal nooit veranderen.

De Buena Vista Social Club en The Foo Fighters zal ik wellicht ook nooit live zien spelen, maar op het volgende Cure concert weet ik zeker dat ik het bij “Lullaby”, als ze het spelen, even moeilijk zal hebben. En ik zal dat vooral ook niet erg vinden.

Een fijn leven

Deze morgen sliep ik uit, ontbeet ik met een vrolijke dochter in de stralende zon en bracht haar naar haar muziekles. Daarna liep ik in diezelfde stralende herfstzon op de markt in Evergem en genoot, ondanks de mondmaskers. Ik bracht zelfs bloemen mee, en floot ondertussen.

Bart zette eten op tafel en ik werd omringd door een liefhebbend gezin dat zijn papa dankte om te koken. Zomaar.

Daarna had ik tijd om wat te lezen, wat administratie te doen, de was op te hangen in de zon, en kwam vooral ook Stefaan binnenwaaien. Die had me wijsgemaakt dat hij in Gent moest zijn – hij woont in Brugge – en of hij dus mocht binnenspringen. Maar hij kwam wel aanzetten met een orchidee en een fles champagne – die laatste heeft hij weer mee, want wij drinken hier geen of nauwelijks alcohol. Zijn reden om in Gent te zijn? Een bloemetje komen afgeven aan iemand :-p
Ik had met plezier de thesis van zijn dochter, ook een Vosje van de larp trouwens, nagelezen en verbeterd, en hij wilde me bedanken. We hebben heerlijk in de tuin gezeten en zitten tetteren, en ik genoot intens. Goh, ik mis het larpen, ik mis de mensen, ik mis mijn Vosjes…

En toen maakte ik me de bedenking dat ik toch echt wel een fijn leven heb. Ik heb een job die ik na 26 jaar nog altijd graag doe – allez, de kern ervan toch – en ik heb een bijzonder fijn gezin. Ik heb niet veel vrienden, maar degene die ik heb, zijn er voor wie ik door dik en dun ga. Dinsdag kon ik buiten lesgeven en zat ik tijdens de pasjescontrole in een stoeltje in de zon te lezen. Ik ben donderdag gaan lunchen in de stralende zon met een vriendin, en daarna heb ik in de Labath gezeten tijdens Merels blokfluitles. Gisteren ben ik op mijn eentje gaan lunchen in de Villa Ooievaar, gewoon omdat het kan. Carpe diem en zo, weetwel.

En die rug? Och ja, een mens kan niet alles hebben, zeker?

Lectuur: “Heart of Darkness – Amy Foster – The Secret Sharer” van Joseph Conrad

Tussen al het fantasygeweld door probeer ik toch nog gestaag verder te lezen aan de infame, apocriefe BBC-lectuurlijst.

Deze keer was mijn lodderig oog gevallen op de absolute klassieker “Heart of Darkness” van Joseph Conrad. De titel alleen al deed me vermoeden dat ik ook hier geen jolige lectuur voorgeschoteld ging krijgen, en dat vermoeden werd bewaarheid.

Het hoofdpersonage Marlow vertelt van zijn zeer vreemde reis naar Congo in dienst van de Union Minière, jawel, het Brusselse bedrijf dat slavernij en uitpersing tot zijn handelsmerk maakte. Hij wordt er aangenomen als kapitein van een rivierboot die ivoor moet ophalen in de lokale handelsposten en naar de haven brengen. Het is een relaas van uitbuiting, van verregaande corruptie waardoor zijn boot makkelijk een paar maanden stil ligt wegens het ontbreken van onderdelen, en geen haan die ernaar kraait. Maar het is vooral een verhaal over reputatie: hij reist ene Kurtz achterna die blijkbaar een genie is als het op ivoor aankomt, maar zichzelf als een god voordoet bij “die achterlijke zwarten” en eigenlijk vooral stapelgek blijkt te zijn.

We volgen Marlows gedachtegang en daar is bijvoorbeeld nauwelijks conversatie tussen hem en Kurtz opgenomen. Maar hij beschrijft wel wat hij ziet en hoort, hoe bevreemdend alles is, en hij vraagt zich af of hij ook zelf niet gek aan het worden is.

Het is een… verontrustend, beangstigend boek dat vooral ook de wreedheden van Leopold II en co in de verf zet zonder dat expliciet te doen. Het is net dat… casuele, dat vrijblijvend racisme dat de tijdsgeest weerspiegelt, dat het boek zo indringend maakt. Het heeft zich in elk geval een tijdlang in mijn geest genesteld, geloof me. Een aanrader, maar liefst niet als je je al ietwat depressief voelt, me dunkt.

Mijn ebookversie knoopte daar ook nog “Amy Foster” aan vast, een kortverhaal over, jawel, racisme. Een schipbreukeling met Indische roots komt op het platteland terecht, met alle desastreuze gevolgen vandien. Ook een doordenker.

Het derde verhaal in mijn ebook was “The Secret Sharer”, opnieuw een kortverhaal over een zeeman die onopzettelijk iemand anders heeft vermoord, zijn schip kan ontvluchten en als verstekeling ontdekt wordt door de kapitein van een ander schip. Die ziet in hem een verwante ziel, een Döppelganger, een spiegelbeeld, en besluit hem verborgen te houden.

Alle drie de verhalen zijn een aanslag op je psyche: Conrad doet je nadenken over de inherente waanzin van de menselijke geest, over vooroordelen, eerste indrukken, racisme, perceptie en het verdraaien van waarheden.

Zoals gezegd: korte, maar indringende lectuur voor de stevigen van geest. Zalig voor een donkere winteravond, met de haard, een paar kaarsjes en een goed glas wijn. En bij voorkeur dan nog een uurtje stilte om na te denken over wat je nu net hebt gelezen.