Ochtendlicht

Het zaligste aan de zomer zijn de ochtenden. De wereld is nog niet goed wakker, maar wel al fris en vrolijk, de zon schijnt en er hangt zoiets van verwachting in de lucht. Dat ochtendlicht, dat bevat ongeziene mogelijkheden, die je nooit zult ontdekken onder een loodgrijze zware wolkenlucht.

Deze morgen ging ik eerst de jongens afzetten, en dan pas Merel. Op hun sandalen met een giletje aan huppelden ze naast me, mijn blonde kroost. Het zal misschien aan dat ochtendlicht gelegen hebben, maar hun gezichtjes straalden, de een al meer dan de ander.

Merel liep tussen Wolf en mij in, hield onze handen stevig vast, stapte onverschrokken voort, en keek ondertussen haar ogen uit. Wat een ramuistering! Bontgekleurde kinderen met nog bontere boekentassen, mama’s, papa’s, opa’s, oma’s, auto’s, fietsen, fietskarren, kleine fietsjes met vrolijke vlagjes, fietshelmpjes, fluo hesjes, buggy’s en stepjes, allemaal door elkaar als de eerste de beste verstoorde mierenhoop. Alleen nog een geluk dat mieren niet het lawaai maken van een kinderspeelplaats. Want ook die moest grondig in ogenschouw genomen worden: al die kinderen joelend en spelend door elkaar, met ballen, springtouwen, op en onder en over en achter de speeltuin…

Ons kleine blonde krullenkopje wist niet waar ze eerst moest kijken, struikelde af en toe over haar eigen voetjes, en keek beteuterd toen haar beide broers door het schoolhek verdwenen na een stevige knuffel voor mama en zus, hand in hand en met een klein huppeltje in hun stap.

Ik nam haar op mijn arm zodat ze beter kon kijken  op terugtocht naar de auto, en zette haar af bij de crèche. En toen was het mijn beurt om beteuterd te kijken. Want op haar beurt hing ze haar jasje weg, zette de schoentjes die ik vervangen had door slofjes in het rek, gaf me een laatste knuffel, en verdween zonder omkijken door het hekje. Want ja, er moest wel dringend gespeeld worden.

En mama’s? Da’s voor thuis, wanneer de spannende wereld verkend is voor die dag, en het beloftevolle ochtendlicht plaats heeft geruimd voor het zachte, genadige avondlicht. Want dan moet er geslapen worden, zodat er opnieuw plaats is voor dat ochtendlicht van de volgende dag.

Gemengde gevoelens

Het was een dag van uitschieters vandaag, van extremen.

In de voormiddag stilgestaan bij de broosheid van het leven, en bij het intense verdriet dat het plotse verlies van iemand kan veroorzaken. Bij de sterfelijkheid van ons allemaal. En van het feit dat de dag dat ik mijn ouders zal verliezen, steeds dichterbij komt, en dat ik daar nog helemaal niet klaar voor ben.

In de namiddag heb ik genoten van mijn kinderen: samen gespeeld, onnozel gedaan, gevloekt op het rotslechte weer, tv gekeken en geknuffeld. Vooral ook dat laatste.

En ’s avonds hadden we afgesproken met vrienden van vroeger, met wie we minstens één keer per jaar bij een van ons samen eten. Het was een verbaal steekspel zoals altijd, zoals eigenlijk alleen maar kan als je elkaar al zolang kent en samen een verleden hebt. Wanneer je elkaars knopjes en zwakke plekken weet zitten, gevoeligheden en stokpaardjes. Bijzonder lekker gegeten, dat ook.

Het was een fijne avond, een mooie afsluiter van een rare dag.

Een dag vol vrienden, in goede en slechte tijden.

Wijvenweek – A dream come true… or not.

Dromen… Als kind droomde ik van een fijne man en lieve kinderen, naast een droomjob en een superhuis, en al dat soort dingen. Ik was nu niet bepaald het populairste of knapste meisje op school, wel een van de meer eigenzinnige, en dat leverde niet meteen een resem liefjes op, al heb ik eigenlijk nooit klagen gehad op dat vlak. Maar intussen werd die droom toch wel bewaarheid. Dat heb ik me, bij het veertig worden, echt wel gerealiseerd.

Mijn echte droom, als kind al, lag eigenlijk ergens anders. Pas op, ik wist al van in het derde middelbaar dat ik toch wel graag klassieke talen wou doen, en dat lesgeven me wel iets leek. Maar mijn hart lag bij het toneel.

Ik hoor u nu al grinniken: is het niet de droom van elk meisje om zangeres of actrice te worden? Misschien wel.

Maar ik deed eerst dictie, daarna voordracht, en uiteindelijk ook toneel aan de academie. En ik was er eigenlijk toch wel best goed in, om niet te zeggen bij de eersten van het land.

Mijn eindexamen toneel, daar heb ik de pannen van het dak gespeeld. Met als resultaat 95%, felicitaties van de jury, en eerste van België. Maar de raad van mijn leraar was hard – hoewel totaal niet onverwacht: “Bespaar jezelf de desillusie van het toelatingsexamen van conservatorium of Studio Herman Teirlinck: ze gaan je onmiddellijk aanvaarden op basis van je kunnen, en ze gaan je meteen ook weigeren op basis van je stem”.

Want mijn stem, dat was toen al een probleem. Mijn eerste logopedie heb ik gekregen op mijn twaalfde, maar die man was ronduit een prutser, die niet met kinderen kon omgaan. Op mijn eenentwintigste ben ik dan geopereerd aan mijn stembanden, na twee jaar intense logopedie. Helaas is mijn stem altijd het zwakke broertje gebleven, en zou een toneelcarrière veel te hoog gegrepen geweest zijn. Lesgeven, wat toch ook stembelastend is, lukt enkel maar door doorgedreven techniek, en dan is het nog soms kantje boordje. En televisie, wat toch minder zwaar is voor de stem, dat is dan weer mijn ding niet, want ik pak blijkbaar niet echt op scherm.

Ach ja.

Ik doe mijn huidige job toch bijzonder graag, en ik ben er blij mee.

Maar soms, heel soms, stel ik me toch de vraag: “Wat als…?”

B-attest afschaffen? Enige nuancering, graag!

Links en rechts zag ik op mijn Facebook de oproep verschijnen om het B-attest (waarbij een leerling mag overgaan naar het volgende leerjaar, maar enkel in een andere/lagere studierichting) af te schaffen, om zo het watervalsysteem tegen te gaan.

Ik begrijp de redenering, en het is een loffelijk initiatief, maar ik heb er wel wat bedenkingen bij.

B-attesten worden op vrij uiteenlopende manieren gebruikt. Het is vaak een manier om een leerling nog een kans te geven, zonder hem te moeten verplichten om te blijven zitten. Om hem in een richting te sturen, die hem beter ligt. Een klassenraad (= de verzameling van alle leraars die aan de betrokken leerling lesgeven) gaat niet licht over tot een dergelijke attestatie. De leerling in kwestie heeft een aantal tekorten, en we proberen te achterhalen hoe dat komt.

Zijn er externe factoren, zoals het plots ziek worden van een van de ouders, dan gaan we vaak over tot herexamens. Dat is trouwens een van de weinige redenen waarom we die nog (mogen) geven. Stellen we vast, dat de leerling het eigenlijk best wel aankan, maar er vierkant zijn broek heeft aan geveegd, dan zijn we doorgaans streng, en krijgt hij/zij een C-attest en kan zijn jaar overdoen.

We hebben echter ook vaak leerlingen die aan hun plafond zitten. Die wel beter wíllen doen, maar het niet aankunnen. Zo kan iemand in een Latijn-Wiskunde serieuze problemen hebben voor wiskunde, maar best wel goed zijn in talen. Die krijgt dan meestal een B-attest om over te gaan naar de Latijn-Moderne Talen. Is dat een lagere richting? Nee. Gaat de leerling daar beter presteren en zich er vooral ook beter bij voelen? Ja.

Soms moeten we ook harder zijn. Dan stellen we vast dat de leerling in kwestie wel van goede wil is, en serieus hard werkt, maar dat het gewoon niet lukt in pakweg het ASO. Dat dat ASO te hoog gegrepen is. Een B-attest kan dan zorgen dat de leerling wél nog naar het volgende jaar kan, maar in een richting die hem/haar beter ligt. Waar hij/zij ook meer voldoening zal aan beleven, die hij/zij wél aankan.

En daar zit het probleem natuurlijk.

Waarom zitten leerlingen vaak niet op hun plaats? Waarom moeten ze spartelen tot ze via het “watervalsysteem” een eigen plekje gevonden hebben, als ze tegen dan al niet allang schoolmoe zijn?

Ik heb zelf jarenlang lesgegeven in het eerste middelbaar, Latijn. Ik heb daar leerlingen zien binnenkomen, waarvan ik dacht: “Hoe is het in hemelsnaam mogelijk?” Leerlingen waarvan ik me zelfs afvroeg hoe zij ooit hun getuigschrift lager onderwijs hebben gehaald. Leerlingen die zelfs een simpele Nederlandse tekst met moeite begrepen, aan wie ik de meest idiote vragen nog met handen en voeten moest uitleggen. En die leerlingen zaten dan bij mij in de les Latijn, in het ASO in de “hoogste richting”. Hoe kwam dat dan?

De ouders.

Simpelweg de ouders.

Ouders die nog steeds niet aanvaarden dat TSO en BSO volwaardige onderwijsvormen zijn, en dat pakweg een loodgieter verdomd goed zijn brood verdient. Ouders die de adviezen van het CLB (het vroegere PMS) gewoon naast zich neerleggen, en vinden dat hun kind beter zo hoog mogelijk kan mikken. Dat het maar moet werken en studeren, en dat het er dan wel door zal geraken. Dat de Latijnse nog steeds de hoogste studierichting is en daarom per definitie zaligmakend. Ook al heeft hun zoon of dochter daar de capaciteiten of interesse niet voor.

Dat het kind daar doodongelukkig van wordt, en uiteindelijk schoolmoe, dat vergeten ze even. Want zij willen “het beste” voor hun kind. Waardoor dat kind na een lange lijdensweg via het watervalsysteem totaal uitgeblust in het BSO eindigt, waar het eigenlijk al van in het begin had moeten zitten, en waar het zich wél had goed gevoeld. (Ik stel het hier nu wat extreem, maar bon.)

Ik heb zelfs een nog extremer concreet voorbeeld. Aan mijn middelbare school is ook een lagere school verbonden, waarmee we een goede samenwerking hebben. Een aantal jaar geleden waarschuwde de leraar van het zesde studiejaar me voor een van zijn leerlingen. Het jongetje had net 50% voor taal, en 52% voor rekenen, en had een sterk advies gekregen voor de B-stroom. Zijn vader had hem ingeschreven in de Latijnse, als straf. Dat zou hem wel even leren. Het kind is geëindigd als droeve statistiek, als schoolverlater zonder diploma.

Wil je dus het watervalsysteem vermijden? Begin dan met de adviezen van de klassenraad en het CLB na het lagere bindend te maken. Zodat leerlingen van in het begin juist geöriënteerd zitten, beter gemotiveerd zullen zijn, en er veel minder water door die watervallen stroomt.

Geloof me: alle leraars zijn daar vragende partij bij. Want zo kunnen wij lesgeven aan leerlingen die zich een pak beter in hun vel voelen. En is dat ook niet een van de pijlers van het onderwijs?

40.

Jawel, ook veertig, maar deze keer gaat het over mezelf.

Heb ik het er lastig mee? Hmm, ergens wel: ik behoor nu officieel tot de middelbare leeftijd, terwijl ik zelf nog vaak het gevoel heb van: “Kijk mama, zonder handen!” Ik betwijfel eerlijk gezegd of dat gevoel ooit weg zal gaan, ik voel me vaak nog jong en onervaren. Aan de andere kant zou ik niet opnieuw 18 willen zijn. Qua lijf wel, ja, maar niet qua geest. Ik heb ervaring, ik heb (een beetje) levenswijsheid, en ik heb eindelijk ook innerlijke rust. Ik ken mijn sterktes en mijn zwaktes en heb daar ook mee leren leven. En ik heb me al lang neergelegd bij het feit dat er dingen zijn die ik nooit in mijn leven zal gedaan hebben, ook al had ik dat wel gewild. Tsja. Life happens.

Maar de slotsom van veertig jaar is toch de volgende: ik ben een verdomde gelukzak! Ik heb een prachtig leven, en ik besef dat maar al te goed.

Ik heb een ongelofelijke man, met wie ik elk moment opnieuw zou trouwen. Die mij aanvaardt voor wie ik ben, bij wie ik mezelf kan zijn, en in wiens armen ik thuis ben, waar we ons ook bevinden. Dank je, liefje.

Ik heb drie prachtige, gezonde, gelukkige kinderen. Verstandig, lief, beleefd, spitsvondig, en zelfs ook mooi, al kan dat wel mijn moederhart zijn dat spreekt. Maar toch.

Ik heb een job die ik nog steeds ongelofelijk graag doe. Ja, er zijn momenten dat ik me naar school moet slepen, maar dat heeft iedereen wel eens, zeker? En er zijn dingen die ik liever doe dan administratie en examens verbeteren, maar alla. Als oudleerlingen me nog steeds met warmte begroeten, en zeggen dat ik een van de leraars ben die ze nooit zullen vergeten, zal ik het nog wel niet zo slecht doen, zeker? Of als mijn zesdes samenleggen, en in het laatste uur van de dag mijn bord voltekenen, ‘Celebration’ van Kool and the Gang opzetten, en zorgen voor chocomousse, yoghurt, petit Gervais en brikpakjes fruitsap (omdat ze weten dat ik blikjes nooit zou toelaten), dan is dat wel ok zeker? Vooral als we daarna zonder morren Tacitus vertalen :-p

Ik heb een zalig huis, waar ik dolgraag in woon. Ik prijs mezelf daar ook vaak gelukkig om: ruim, veel licht, gezellig, en vooral een thuis voor ons gezin. Ja, het is nog voor verbetering vatbaar (maar dat komt er binnen afzienbare tijd wel aan) en er ligt nogal wat rommel, maar bon, perfectie is een utopie, nietwaar?

Ik heb een fijne familie en goede vrienden. Ik heb mijn ouders, schoonouders en zelfs mijn beide grootmoeders nog steeds, en daar ben ik dankbaar om. Ik zie die mensen graag, en ik zou ze graag nog ongelofelijk lang om me heen hebben. Ik weet dat dat onrealistisch is, helaas, maar toch. Ik kan maar hopen.

Dus, heb ik het moeilijk met veertig worden? Ergens wel, omdat ik zal moeten leren loslaten. Maar ik ben een gelukkig mens, en die voorbije jaren kan niemand me nog afpakken.

Bedenkingen

Wist u dat:

* nieuwe fluohesjes voldoende reden zijn voor kleine jongens om, in plaats van tegen te sputteren, graag met de fiets naar school te gaan?
* het koud is ’s morgens, maar toch zalig om te fietsen?
* het stilaan nog eens tijd is voor gestreken mastellen?
* het op maandag na vier uur moeilijk is om in Wondelgem nog vers brood te vinden? Rekening houden met de sluitingsdagen van andere bakkers, da’s duidelijk voor mietjes.
* honderd bloembollen planten veel werk is?
* ge voornoemde bloembollen ook kunt planten – stel dat ge uw tuinschopje kwijt zijt – met een soeplepel? En dat dat nog langer duurt?
* het bizar is dat ge op 12 november in uw tshirt in uw tuin kunt werken?
* het al even bizar is dat er op diezelfde twaalfde november nog massa’s bladeren aan de bomen hangen?
* het eigenlijk wel fijn is als ge eindelijk uw garage ne keer deftig opruimt, zodat uw auto terug binnen kan staan?
* kotsgeur wel héél erg lang in een auto blijft hangen?
* ik het straf vind dat mijn zevenjarige al sudoku’s van negen op negen oplost?

Nee? Dan ga ik u dat blijkbaar ooit eens moeten vertellen, medunkt.

Schattig

Mocht u zich afvragen wat eigenlijk het schattigste geluidje is dat een baby kan voortbrengen, wel, het is niét haar lachje. Het is ook niet het geluidje van de hik, dat klinkt alsof je op een badeendje duwt. En dat is echt wel behoorlijk schattig. Of ook niet het zacht snurkende geluidje als ze slaapt, of de kreunende geluidjes bij het drinken.

De winnaar, mét stip, is het geluidje dat ze maakt als er een nies opkomt, ze een paar keer naar adem hapt en een gekke bek trekt, en dat die nies dan toch weggaat. Het zachte ‘aah’ dat dan volgt, wel, ge kunt het u gewoon niet voorstellen hoe schattig dat wel niet is!

Niet verstandig…

Bart was donderdagavond niet thuis, omdat hij een cursus begonnen is aan de Vlerick. Ik legde dus uit aan de kinderen dat papa terug naar school was, en dat ik dat eigenlijk wel wijs vond.

Wolf fronste nadenkend zijn hoofd, deed er even het zwijgen toe, en proclameerde toen: “Papa is eigenlijk niet zo verstandig hé”.

Mijn wenkbrauwen schoten de hoogte in. “Waarom niet?”

“Awel, hij heeft nu al zijn bedrijf Netlash waar hij het zo druk mee heeft. Als hij terug naar school gaat om iets anders te leren, dan gaat hij nog een bedrijf moeten oprichten, en dan wordt het alleen maar nog erger met druk zijn. En dat is toch niet zo slim?”

Ik kon niet anders dan lachen. Maar da’s toch knap beredeneerd voor een zesjarige, nee?

Altijd Bloemen

Vorige week woensdag heb ik een prachtig boeketje gekregen van @Altijdbloemen, en het staat hier nog altijd schitterend te pronken. Ik was daarmee ook de eerste schakel van een nieuwe bloemenketting, en ik moest dus een nieuwe naam opgeven van iemand die zo’n boeketje ook wel verdiende. Ik heb in dat vorige postje een aantal mensen opgesomd die wel in aanmerking kwamen, maar het toch niet geworden zijn.

Waarom heb ik nu voor dat boeketje voor Fatima (@schaduw_zijde) gekozen?

Wel.

Ik vind dat ze schitterend schrijft, je moet zelf maar eens gaan kijken op haar blog. Ik heb haar ook al een paar keer ontmoet, en hoewel ze nogal terughoudend is, vind ik haar een heel fijn persoon. Maar vooral: voor mij is ze een eye-opener. Geef toe, wij zijn verwende nesten in ons groot warm huis, met een uitpuilende koelkast waar we geregeld iets uit moeten weggooien, en ons gezaag als we ook maar tien minuten zonder internet zitten (ja da’s een veralgemening, I know).

En dan lees je haar blog. Over iemand die een schamel inkomen krijgt van het OCMW, ziek is, en op het einde van de maand verdomd blij is als ze nog vijf euro over heeft om benzine te kopen voor de volgende maand, zodat ze op een slechte dag tenminste nog aan de bushalte geraakt. Die moet gaan douchen in een gemeenschapshuis, maar toch de moed niet verliest. Die prachtige natuurfoto’s maakt, die blij is als de mandarijntjes voor haar betaalbaar zijn.

Ik geef toe, ik trek ook soms mijn wenkbrauwen op als ik zie dat iemand bij het OCMW zit, maar daarnaast blijkbaar wel volop in het zwart kan gaan werken. Die opschept met dure kleren en dat soort dingen. En dan stel ik me geregeld de vraag of de VDAB dan niks doet aan dat soort profiteurs. Maar dan lees ik bij Fatima hoe zij keer op keer opgeroepen wordt in een activeringstraject, en wat zij daar allemaal voor moet doen. Zij, die per slot van rekening ziek is, wat onomstotelijk kan bewezen worden.

Maar vooral: ik hou van de droge stijl van haar blog. Geen gezeur, gewoon vaststellingen, intelligente doordenkers en grappige verhalen. En dingen die me doen denken over armoede in dit land, en hoe die er nog steeds keihard is, en hoe weinig wij daarmee geconfronteerd worden.

En daarom, lieve Fatima, krijg jij van mij dit boeket. Omdat je het op zoveel vlakken verdient.

De uitleg van @altijdbloemen kan je op het Fleurop blog lezen.