Deze vond ik gewoon schitterend. Van (c)amiel, een oudleerling van me waar ik bijzonder trots op ben.
Te vinden op onder andere https://www.facebook.com/Kamielus
Acta Diurna de muliere ludenti
Deze vond ik gewoon schitterend. Van (c)amiel, een oudleerling van me waar ik bijzonder trots op ben.
Te vinden op onder andere https://www.facebook.com/Kamielus
Dat we gaan verbouwen, dat kon je hier al een tijdje lezen, vermoed ik, met alle perikelen vandien.
Maar dat belet me niet om te dromen: ik zie in gedachten toch al het een en het ander voor me, en ik ben er zeker van dat onze aannemer mits een goede briefing met zeer valabele voorstellen zal afkomen. Een keuken ontwerpen en zetten, het is een stiel als een ander.
De stoelen, dat is nog een ander paar mouwen. Welke stoelen gaan we zetten in de keuken? Want aangezien het een open keuken is, moeten ze wel bij de rest passen. En wil ik er ook meteen echt mooie stoelen voor. Niet dat ik uitgekeken ben op de huidige keukenstoelen (die zijn nog maar van juli 2009), maar daar hebben we er maar vier van, en we zijn intussen met vijf. En nee, ze zijn niet meer te krijgen, het waren toen al eindereeksen.
Wellicht gaan we gewoon nog een heel tijdje wachten met het aanschaffen van nieuwe stoelen, we zullen nu al genoeg kosten hebben, en voorlopig zit Merel toch nog op een hoge stoel.
Maar toch.
Ik ben wel een designliefhebber, en lees dan ook met graagte de bijlagen van de diverse weekendkranten en de Knack Weekend, waar ze het vaak over design hebben.
Eerst dacht ik aan de .03 van Van Severen.
Een heel erg comfortabele en praktische stoel, en mooi, maar onopvallend.
De Panton Chair hebben ze op Barts kantoor, en die is niet aangenaam om lang te zitten.
Maar eigenlijk ben ik stiekem al tijden verliefd op de Eames Plastic Chair. Die stoelpootjes vind ik ronduit prachtig. Alleen weet ik niet of ik ze in metaal of hout wil, en met of zonder armleuningen.
Ze hebben ze trouwens in Barts andere kantoor, en Sofie wist me te vertellen dat ze ideaal zijn als vergaderstoel: twee uren zitplezier, en dan een slapend gat. Maar bon ja, op een keukenstoel zit je meestal toch geen uren stil.
Ik denk dat ik eens een broodje ga eten in de vergaderzaal van Talking Heads, kwestie van ze uit te proberen.
Wat denken jullie ervan?
Toen ik tijdens de Gentse Feesten met de jongens naar een toneel ging, zag ik daar ook aankondigingen liggen van latere toneelstukken. Daaronder was een Cicero, met name de Catilinarische redevoeringen. Omdat ik dat lees met mijn leerlingen in het vierde jaar, wilde ik daar dolgraag naartoe. Vandaag hebben we dat dus gedaan: de vierde en vijfde Latijnse, en alle zesdes. Ik ben in alle klassen rondgeweest om een inleiding en uitleg te geven, en voor Gentblogt heb ik er een verslagje geschreven.
U krijgt het uiteraard ook hier.
[+]Ik geef het toe, ik ben een beetje bevooroordeeld. Als classica die al jàrenlang Cicero’s leven en carrière uit de doeken doet op school, die zijn redevoeringen uitvoerig bespreekt in het zesde jaar, en meer specifiek zijn Catilinarische redevoeringen vertaalt in het vierde jaar, ken ik wel wat van de man. Kan ik bepaalde van zijn speeches zelfs in het Latijn opdreunen, compleet met mimiek, intonatie en alles erop en eraan.
Toen ik deze zomer zag dat de redevoeringen tegen Catilina op de planken gingen gebracht worden in Tinnenpot, sprong ik er dan ook op als de duvel op Geeraard, en legde meteen een schoolvoorstelling vast.
Deze middag zat ik dan met 107 leerlingen en enkele collega’s in de grote zaal, en keek naar een decor dat op knappe manier was opgebouwd uit groene legertafels. Vooraan was een hele lange tafel bijna als een toonbank opgesteld, in het midden waren enkele tafels gestapeld tot spreekgestoelte voor de senaat, en achteraan was warempel een hele constructie gebouwd die een podium voor het Romeinse volk voorstelde. Meer decor was er niet, en meer was ook niet nodig.
[+]Cicero, knap gestalte gegeven door advocaat Guido Vanderauwera (in regie van Jo Decaluwé naar een tekst van Daniël Gybels), droeg enkel een toga boven een hemd en broek, maar had ook niet meer nodig dan dat. Op imposante manier vertelt hij zijn ideeën en twijfels over de volksmennerij in de politiek, over de sluwe manipulatie van het volk, en over de figuur van Catilina, die met een aanhang van geboefte en gespuis een staatsgreep probeert te plegen. De “politiek correcte puritein” Cicero krijgt een menselijk gelaat, te midden de intriges van macht, te midden politieke afrekeningen en te midden één van de meest groteske samenzweringen uit de wereldgeschiedenis.
Cicero stapt geregeld uit zijn “rol” en denkt na over de mens die achter de vijand schuilt en over de mens die hijzelf is… als hij zijn toga even vergeet. Zo blijken vijanden uiteindelijk vaak gelijkgestemde zielen te zijn. Zo zijn -als van alle tijden- zogezegd grotere belangen vaak pure eigen belangen. Zo worden zogenaamd dappere macho’s erg kwetsbare wezels en speelt in een mannenwereld van macht, de vrouw nog altijd, of toch meestal, de stille hoofdrol.
Gedeelten uit de Catilinarische redevoeringen, maar ook uit andere speeches van Cicero, worden naadloos in het stuk verweven. En daar wringt een beetje het schoentje: ik vermoed dat iemand zonder klassieke voorkennis heel veel moeite heeft met dit stuk. Het taalgebruik is al vrij archaïsch en intellectueel, en daardoor soms moeilijk te volgen, maar ook de geschiedenis op zich is niet eenvoudig. Er zijn uiteraard parallellen te trekken naar de huidige politieke situatie, en hoe sommige leiders zich moeten voelen bij het nemen van moeilijke beslissingen. Maar hoe goed Vanderauwera het ook brengt, het blijft een zwaar stuk.
Zou ik het aanraden? Als je zelf iets afweet van de Romeinse geschiedenis, en je op school ooit nog door de De Catilinae Coniuratione van Sallustius hebt geworsteld: zeker. Maar als consuls in het Imperium Romanum jou niks zeggen, dan denk ik niet dat je het stuk zal smaken.
En dat zou jammer zijn, zowel voor jezelf als voor de gedreven Cicero daar op het podium.
Cicero
nog op maandag 12, woensdag 14, maandag 26 en woensdag 28 november om 20.00u
Theater Tinnenpot, Tinnenpotstraat 21
09/225.18.60
Zo’n warme oktoberochtend, dat vind ik zalig. Ik heb daarnet de kinderen naar school gebracht, en Merel was mee in de buggy, en ik genoot ervan. We hadden eigenlijk te voet moeten gaan, maar Kobe was weer eens zó verschrikkelijk traag bij het aankleden, eten en zich klaarmaken, dat we daar helaas geen tijd meer voor hadden.
Maar je kan toch nooit parkeren voor de deur van de school, dus moeten we sowieso een eindje te voet, en daar genoot ik dus van. En toen ik Merel afzette aan de crèche, viel me op dat er bijzonder weinig verkeer was. Geen idee waar dat aan ligt. Misschien aan het feit dat het file is aan het Neuseplein, en dat er dus minder mensen via Wondelgem de stad inrijden?
In elk geval genoot ik ervan. En ga ik vanavond mijn boek meenemen, en als het weer zo blijft, in de binnentuin van de school mijn boek lezen in de zon, in afwachting van de klassenraden.
We hebben misschien geen mooi voorjaar gehad, maar over dit najaar kunnen we toch écht niet klagen.
Als je nog een paar blogs volgt, ben je het wellicht al tegengekomen: www.ikbengeraakt.be. Gewoon omdat we het fenomeen niet genoeg aandacht kunnen geven.
Kanker.
Noem het gerust bij naam. Laat er geen taboe op rusten. Wind er geen doekjes om: we kennen allemààl wel iemand die erdoor geraakt is, of zelfs meer dan dat.
Kanker: je kan eraan sterven. Mijn grootvader: longkanker. De moeder van een hele goeie vriendin, veel te vroeg: baarmoederhalskanker. De moeder van een andere hele goeie vriendin, ook veel te vroeg. Een tante: longkanker. Een collega: borstkanker, en uitgezaaid.
Kanker: het verandert je leven, hoe dan ook. Mijn grootmoeder: een been afgezet door een kwaadaardig melanoom. Mijn schoonvader: plots werd hij de leeftijd waarover hij tot dan toe tien jaar kon liegen. Een collega: plots voor onbepaalde tijd weg uit de leraarskamer: borstkanker.
Geef die kanker geen kans. Vooral borstkanker niet, de meest voorkomende vorm bij vrouwen.
Oktober is traditioneel de maand waarin bestrijding van borstkanker in de kijker wordt gezet. Concreet roept de Stichting tegen Kanker op om geld te doneren voor wetenschappelijk onderzoek naar borstkanker. Dit doen ze via hun site www.ikbengeraakt.be waar ze oproepen om spaarteams op te starten. Vanaf vijf euro kan er gedoneerd worden, zeer gemakkelijk en snel, allemaal online.
Doe mij geen plezier. Doe jezelf, je vrouw of je dochter een plezier. Steun.
Op een dag als vandaag kan je toch niet anders dan terugdenken aan die infame dag, die zoveel oorlog en ellende in gang heeft gezet.
Iedereen die die dag bewust heeft meegemaakt, herinnert zich nog waar hij of zij was. Ik ook.
Ik was blijkbaar relatief vroeg klaar met lesgeven, en stapte in de auto. Zoals altijd schoot ook de radio meteen aan, en het eerste wat ik hoorde, was een extra nieuwsbericht op Studio Brussel. Ik weet nog dat ik eerst een kwartier heb zitten luisteren op de parking, met open mond.
Toen ben ik naar huis gereden, en heb meteen CNN aangezet, zoals zovelen. En toen heb ik live op tv de tweede aanslag gezien. Heb ik mensen zien springen, live. En heb ik dus ook de torens zien instorten.
Ik herinner me dat nog als de dag van gisteren. En ik weet ook dat ik die dag nooit zal vergeten.
Ik hoop dat ik niet de enige zal zijn, en dat iedereen ook de desastreuze gevolgen van die dag in herinnering houdt. Want sommige dagen, die mogen we niet vergeten. Om de dooie dood niet.
Ik vind dat eigenlijk serieus bizar: ik speel al vijftien jaar (of misschien zelfs langer) larp, en toch is dit pas mijn derde personage. Ik heb twee lives gespeeld met mijn halfork-krijger Murkha, dan ik-weet-niet-hoeveel weekends met Gork, mijn barbaar-sjamaan, tot die level 24 was, en nu, vandaag, ben ik begonnen met Vrouwe Eleonora Ithuviel.
Aan de ene kant is het zalig: alles is nieuw, ik weet nog niet waar het personage naartoe zal gaan, ik moet contacten leggen en mijn plaatsje binnen de groep veroveren, en ik kan nog vrijwel niks. Ik moet echt spélen. En ik zit geregeld met de piepers dat ik ga sneuvelen, want veel kan ik niet aan.
Aan de andere kant vind ik het vreselijk: wég is die vanzelfsprekendheid van Gork, die authoriteit, dat binnenkomen in de herberg, waarbij iedereen spontaan opzij gaat, ik een plaatsje zoek, en iedereen daarna bij mij komt voor vanalles en nog wat. Ik moest niet meer nadenken: van zodra ik de kleren aanhad, wàs ik Gork. Het personage was uiteraard wel geëvolueerd doorheen de jaren, maar ik wist wie ze was, waar ze voor stond, wat haar mogelijkheden en zwakke plekken waren. Gork werd alom gerespecteerd, gevreesd, beschermd, en er werd naar haar geluisterd als ze iets zei. Ze is ongeveer dertien jaar meegegaan, en werd op die manier een deel van mezelf.
Het volgende Poortweekend krijgt ze een exit: dan gaat Gork er op een (hopelijk) waardige manier uit, en zal de laatste hoge level op Poort verdwenen zijn.
Ik mis haar nu al.
(En toch heb ik gigantisch veel zin in dat nieuwe personage, oh ja!)
Een paar weken geleden heb ik hier de mening van een vriend over het onderwijsdebat gepubliceerd. Daarin had hij het over de kansen die (in het nieuwe plan van onderwijsminister Smet) de echt wel goeie leerlingen ontnomen worden om uitgedaagd te worden, om te excelleren. Dat moet uiteraard kunnen.
Maar toen gaf een andere vriendin daar een aanvulling bij, vanuit de exact omgekeerde invalshoek, maar met dezelfde conclusie. Ik wilde u die niet onthouden, omdat ook dit relevant is. En ja, het onderwerp ligt me nauw aan het hart.
Zij schreef:
Hier bezien we dat van het omgekeerde schuitje. Twee van mijn vier kinderen waren echt op op op na de basisschool. Altijd maar mee proberen te geraken terwijl het boven hun pet ging. “Mama, ik ben het lompste kind van de klas, ik kan niks.”
(Die is na het vijfde naar het beroepsonderwijs kunnen gaan omdat ze reeds een keer was blijven zitten)
De ander kon geen hobby’s aan ’s avonds, want het was een hele avond afwerken wat niet in de klas klaar was, extra lezen omdat ze nog geen AVI 9 had, het huiswerk dat niet van een leien dakje liep en bovendien de lessen waar ze meer dan gemiddeld last mee had.
Wel, voor allebei was het eerste jaar beroepsrichting een ware verademing. Ineens waren ze niet meer de minst intelligente leerling, werd er op maat gewerkt, examens starten pas in het derde jaar, nu zijn dat projecten en wordt er zeer zeker aan het welbevinden van het kind gewerkt. Hoe erg het ook is, dat was heel erg nodig, want de derde graad van het lager was er eigenlijk al te veel aan. Laat staan dat ze nog eens twee jaar langer mee moeten met de grote hoop. Dan blijft er niks meer van over.
Mijnheer Smet, ik vraag het u nog eens: denkt u écht dat, na alle reacties van mensen die dagelijks in het onderwijs staan, en ouders die hun kinderen alleen maar het beste toewensen, dat uw plannen nog steeds de best mogelijke zijn?
Ik wil me er zo weinig mogelijk over uitspreken, omdat iedereen me per definitie bevooroordeeld vindt: als leerkracht Latijn ben ik er uiteraard tegen dat Latijn naar de tweede graad verschuift. Je kan voldoende Latijn leren op vier jaar? Yeah right, dan kunnen we de Latijnolympiades en dergelijke ook meteen maar vergeten, want er is geen sprake van dat ik dan nog in de zesdes Cicero kan lezen. Maar het gaat niet enkel over het vak Latijn. Het gaat over zoveel meer.
Een vriend van me schreef het als volgt (en ik heb de post maar meteen overgenomen, al kan je het ook hier op zijn eigen blog lezen):
Boterhammen met tranen.
Vanmorgen kwam naar aanleiding van de afschaffing van het b-attest Pascal Smet nog eens ter sprake aan de ontbijttafel. Ook dat van die oriënterende jaren passeerde weer de revue en plots spitste mijn dochter haar oren. Ze is elf, heeft al een keertje versneld, en zit in het zesde leerjaar. Of ik het haar even wou uitleggen. En daar ging ik dan, zo objectief mogelijk, over het weghalen de tussenschotten tussen ASO, TSO, BSO, over beter begeleiden bij studiekeuzes, dat ‘de Latijnse’ geen richting meer zou zijn in de eerste twee jaren, dat er heterogene klassen zouden komen waar alle mogelijk vakken zouden worden gegeven enz.
Plots barstte ze in tranen uit. Ontroostbaar was ze. ‘Als dat zo zit, dan wil ik niet meer naar school’, snikte ze. ‘Al twee jaar kijk ik uit naar de Latijnse, al twee jaar zit ik te wachten op een klas met kinderen die wél aandachtig willen luisteren, die wél willen studeren, die mij niet ‘uitmaken’ voor freak of nerd omdat ik nu eenmaal goeie punten wil en wel veel wil bijleren.’ Ze raasde verder: ‘Ik wil niet meer tussen leerlingen zitten die met een rekenmachine nog niet kunnen wat ik in het vierde leerjaar al uit mijn hoofd deed, ik wil niet meer in groepswerkjes al het werk moeten doen en iedereen alles moeten uitleggen. Ik wil dat het eindelijk eens moeilijk wordt voor mij.’ Ze kiest dus blijkbaar vooral voor ‘de Latijnse’ omdat het de moeilijkste richting is, niet omdat dat prestigieus of zo zou zijn.
Ik ben geen onderwijsdeskundige en ik heb allerminst de wijsheid in pacht, maar ik weet wel dat de tranen oprecht waren en dat haar keuzemoment nu is en niet over twee jaar. Nog twee jaar vervlakking kan zij niet aan. Waar zij nood aan heeft, en volgens mij élk kind, is een juiste context en een goede begeleiding bij het maken van die keuze, én aan nog betere en nog meer gemotiveerde leerkrachten. Het zijn de leerkrachten die richtingen kunnen opwaarderen, boeiender en aantrekkelijker maken… Meer leerkrachten kunnen ook beter differentiëren, bepaalde leerlingen motiveren en begeleiden, nog andere leerlingen uitdagen, prikkelen en blootstellen aan complexere dingen… Maar dan moet eerst het beroep van leerkracht worden opgewaardeerd, moeten er nog betere opleidingen komen, permanente opleidingen, betere salarissen, betere omkadering enz. Daar moet er hervormd worden, daar kun je voor een bijna revolutie zorgen. De kwaliteit, de instelling en de motivatie van het lerarenkorps zijn volgens mij de sleutel, de leerkrachten bepalen de hoogte en de breedte van de uitstroom, niet de structuur. Wie hoofdzakelijk z’n heil zoekt in structuren heeft of zelf niet goed opgelet in de klas, of heeft geen vertrouwen mensen. En niet afkomen dat er geen geld voor is, dit is immers geen kost maar een investering. Het fabeltje van het terugverdieneffect is al zo vaak gebruikt in de politiek, maar in dit geval is het geen fabeltje, hier is het echt zo.
Terug naar de ontbijttafel. Is mijn dochter een uitzondering, een wonderkind, hoogbegaafd? In de vérste verte niet. Ze is gewoon ambitieus en wil hard werken (en ze is nog een beetje naïef, want ze wil rechter worden zodat ze rechtvaardigheid in de wereld kan brengen). Toen ik haar zei dat zij nog wel aan het merendeel van dit boerenbedrog zou ontsnappen, fleurde ze wat op, maar vroeg ze wel meteen: ‘En mijn broertje dan?’ Ik suste haar door te zeggen dat we, als het zover kwam, wel iemand zouden vinden om extra privéles te geven en dat ik tegen dan wel wat meer thuis zou zijn om zo de lat wat hoger te leggen… Dat dat dan nog meer maatschappelijke segregatie betekent, zal wel niet de bedoeling zijn geweest van Pascal Smet, maar dat nemen we er dan maar bij.
Yup, ik heb daarnet de laatste les van dit jaar gegeven. Een lesje filosofie, een mooie afsluiter dus.
Ik kan met de hand op het hart zeggen dat ik toch wel fijne leerlingen had dit jaar. Eigenlijk hadden al mijn klassen pit, en daar hou ik wel van. Elk op hun manier, want elke klas heeft zijn eigen sfeer.
Ik heb dit jaar ook vrij veel leerlingen aan de deur gezet, dat ook. Een van de taken van het onderwijs, en zeker binnen het GO!, is de leerlingen ook proberen opvoeden. Burgerzin, kritische geest, dat soort dingen. En dus ook beleefdheid. Want ik heb graag dat mijn leerlingen mondig zijn, ik kan een frank antwoord vaak wel appreciëren, en soms zelfs een ronduit ‘stète moile’. Maar er zijn grenzen, namelijk die van de beleefdheid, en dat weten ze heel goed. En dus vloog er af en toe eentje buiten om wat hij net gezegd had.
Zelfs al zijn ze negentien, als ze durven zeggen bij een opmerking: “Ach mens, zaag niet en laat mij gerust”, dan mogen ze even buiten gaan staan.
En ik had er eentje (een gigantische flapuit met grenzen die veel verder liggen dan de sociaal aanvaarde normen) die na een bepaalde uitlating naar mij keek, en zelf opmerkte: “Dat was er over, zeker?” Waarop ik gewoon knikte. “Ik zal maar buiten gaan zeker?” Waarop ik nog maar eens bevestigend knikte. En hij dus gewoon buiten ging staan. Faut le faire :-p
Maar ja, ik had dus echt wel fijne klassen dit jaar. En mijn zesdekes, ik ga ze missen. Het is de laatste lichting die ik zes jaar lang gehad heb (ik ben doorgeschoven van 1 en 3 naar 4-5-6), en ik heb ze dus zien opgroeien.
Alleen nu nog die examens doorspartelen. Zowel zij als ik :-p