Cogitatio

Als je aan het verbeteren bent (het zijn de laatste loodjes), willen er al eens rare gedachten door je hoofd gaan. En Aha-Erlebnissen.

Zo is vandaag mijn euro gevallen dat een ‘museum’ eigenlijk een plaats is die gewijd is aan de muzen.

Nooit eerder die link gelegd. Môh.

Merels laatste dag

Twee jaar en een maand. Zo lang is Merel in de Spruitjesdoos geweest, net zoals Kobe, overigens. 8 april 2011, toen is ze gestart. Ze is er al die tijd dolgraag geweest, met al haar nukken en haar kuren, en ze heeft er massa’s geleerd. En vandaag was dus haar laatste dag. Cindy en Lyanne hadden een feestje voorzien: Merel was de prinses, droeg het prinsessenkleed, was geschminkt, had een kroon op, en was door het dolle heen. Er werden liedjes gezongen, pannenkoeken gegeten, en knuffels gegeven.

laatstedag01

Ik nam haar pantoffeltjes mee, haar reservekleren en haar slaapbeestje, en Merel zei wel tien keer salu tegen Amelie en Mona, toen ik haar ging halen.

laatstedag02

Ik weet wel zeker dat ze het niet goed beseft. Nooit meer naar haar veilige haven daar in de Spruitjesdoos, waar ze elk hoekje kent, waar ze Cindy door en door kent, en vooral ook vice versa. Maar ze is wel klaar voor de grote school, zoveel is zeker.

laatstedag03

End of an era, zeker?

Nood

Soms tref je een leerling in alle staten aan. Vaak merk je snel dat het een storm in een glas water is, doe je ze gewoon binnenkomen in de klas, en weet je dat het wel zal overgaan.Dat je ze gewoon even tijd moet geven, en met rust laten.

Soms merk je echter ook dat het menens is. Zie je de paniek in hun ogen. Dan stuur je je leerlingen naar binnen, neem je de leerling in kwestie even apart, en luister je. Meestal helpt dat al een beetje. Soms kan je hen ook goede raad bieden. Maar soms weet je ook onmiddellijk dat dit boven je hoofd gaat. Dat je maar een pedagoog bent, en geen psycholoog. En dat die paniek gerechtvaardigd is.

Gelukkig heb je dan een meer dan begrijpende directie, met dezelfde prioriteiten. Die, als je hen tegenhoudt wanneer ze eigenlijk al te laat zijn voor een vergadering, toch nog even luistert naar wat je hen snel te zeggen hebt. En dan ook diezelfde paniek detecteert, en toch even terug in het bureau gaat om eventuele eerste maatregelen en beslissingen te nemen. En dan later, midden in diezelfde belangrijke vergadering, besluit om toch even naar buiten te gaan, naar jou aan de telefoon te luisteren omdat het belangrijk is en eigenlijk niet kan wachten, en het nodige doet. En vooral er in slaagt om de betrokken partijen te doen luisteren en te kalmeren.

En dan, dan weet je, zowel als leraar als als leerling, dat je in goede handen bent.

Gelukkig.

Griekjes

Nee, niet degene die het momenteel behoorlijk moeilijk hebben in het mooie Hellas, wel de leerlingen die in 2010 afgestudeerd zijn in de richting Latijn-Grieks bij ons op school.

Destijds, op de eindejaarsbarbecue in 2010, hadden ze mij en mijn collega Grieks gevraagd om samen te gaan eten. Sindsdien doen we dat dus jaarlijks: tien prachtige jonge mensen, en mijn collega en ik. Eentje zat in Zweden, eentje zelfs in Nieuw-Zeeland, maar de negen jongens (de afwezigen waren net de meisjes) tekenden present in het restaurant. Er zijn, zoals altijd met studenten die nog vol enthousiasme en begeestering over de wonderen van de wereld zijn, intense gesprekken gevoerd, maar evengoed herinneringen opgehaald aan stomme stoten op school. Of straffe verhalen opgedist over studentenidiotieën.

Ik heb er machtig van genoten: hier ben je per slot van rekening leraar voor, voor deze appreciatie.

Daarna zijn we nog enen gaan drinken in de Jan van Gent aan de overkant, maar mijn collega ging naar huis, naar haar zieke zoontje. Dat zorgde ervoor dat ik als vrouw van in de veertig aan tafel zat met negen gasten van eenentwintig, en dat we samen heerlijk onnozel deden. En dat de ober toch wel zeer raar opkeek toen ik het rondje betaalde, want het cougargehalte moet behoorlijk hoog geweest zijn.

Maar dat deerde me niet, want ik voelde me zelf plots weer eenentwintig. Nu ja, pak dertig dan. In elk geval toch bijzonder gelukkig.

365 – 7 maart

365-066

Een erfenis: struiken uit de tuin van mijn grootvader, die ik begin november uitgegraven heb en hier opnieuw geplant. Het huis is inmiddels verkocht, de tuin platgegooid, maar deze Azalea Japonica heb ik tenminste kunnen houden. En hij bloeit…

Ad te, ave!

Twintig.

Yup, twintig. Zoveel jaar zijn Bart en ik al samen. Twaalf januari 1993 is een dag die ik nooit meer vergeet.

We hadden al een tijdje rond elkaar gedraaid. Of, om preciezer te zijn, Bart had al een tijdje om me heen gedraaid. Ik kende hem via zijn jongere broer, die net zoals mijn broer economie studeerde. Koen en ik deelden daardoor hetzelfde stamcafé, de Yucca, toen nog in de Sint-Pietersnieuwstraat.

Met Koen was ik al een tijdje bevriend: we speelden vaak samen kleurenwies, en we zaten ook gewoon gezellig samen met een ganse hoop anderen op café. Begin december had hij me meegevraagd naar de videoweek op het kot van zijn broer: een berucht kot in de Vanhulthemstraat, waar ze dus in hun keuken een hele week, 24/24, video’s draaiden, en intussen allerhande versnaperingen (denk gerust aan frieten, ijs of pizza) verkochten.

Dat moet de eerste keer geweest zijn dat ik Bart zag. Ik herinner me nog dat hij pontificaal in de eerste fauteuil zat, bijzonder stil, maar dat niemand hem die positie betwistte. En dat hij vroeg ging slapen, want dat hij hogeschool volgde en ze daar absenties namen. En dat was dat, zo ongeveer.

Maar blijkbaar was ik hem wél opgevallen, want hij begon af en toe mee te komen met zijn broer naar de Yucca, als er wat te doen was. En op oudejaarsavond stond hij bij me te dansen, en zei zijn broer vlakaf tegen hem, terwijl ik het kon horen: “Vergeet het, maat, die is niet te krijgen!” Waarop Bart alleen maar moest lachen en zijn schouders ophaalde. En het dus duidelijk als een uitdaging beschouwde.

Twee weken later betrapte ik mezelf erop dat ik op maandagavond aan het rondhangen was in de Yucca. Het was jazz-avond of zoiets, van Henkie; veel volk was er niet, en niet echt iemand die ik kende, maar toch bleef ik hangen, omdat ik vermoedde dat Bart nog ging langskomen. Rond een uur of elf kwam hij effectief nog toe, en raakten we aan de praat. En werd het later en later.

En toen zei Bart dat hij op zijn kot nog champagne had. Waarop ik zei dat ik met de moto was, en dus toch niet kon drinken. En hij voorstelde dat ik gewoon kon blijven slapen dan, als ik wilde. Zonder bijbedoelingen of zo.

Blijkbaar was ik makkelijk te overhalen, want even later zaten we op zijn kot champagne te drinken. Waarvan overigens later bleek dat we er allebei niet echt zot van zijn :-p Het één leidde tot het ander (overigens niet te ver denken, zo van in ’t begin), en tot de grote verbazing van zijn kotgenoten bleek stille Bart de volgende dag dus een lief te hebben.

Twintig jaar.

Weet je, nog nooit heeft iemand me zo gelukkig gemaakt. Mijn spitsbroeder, mijn zielsgenoot, mijn maatje. Twintig jaar, en ik heb er nog geen moment spijt van gehad. Behalve dan van die champagne.

Eerste sneeuw

Ik weet het, het is heel erg cliché, maar telkens als de eerste sneeuw valt, zit ik met dat liedje van Jan De Wilde in mijn hoofd. Tijd om die CD nog eens op te zetten, medunkt.

Hier alvast de melancholische tekst:

Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit
Viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw

M’n mama kwam naar boven, ’t is tijd om op te staan
M’n mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan
Mama, lieve mama, kijk eens naar benee
Ga je met me mee, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
En ergens in de kelder ligt toch nog die slee
Papa moet me duwen door de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan
Nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam
M’n mama zal niet komen, m’n mama is lang dood
Ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw

Overdaad

Ik wil niet met de vinger wijzen, want ik stond per slot van rekening óók in de winkel, maar toch een paar bedenkingen.

Ik ging dus deze voormiddag naar de Dreamland, om voor de kinderen elk een Sinterklaascadeautje te kopen. Merel krijgt een kleinigheidje want die snapt het toch nog niet, maar zo heeft ze ook iets. De jongens schreven een brief naar de Sint, en vroegen een bepaald spelletje voor de Xbox, en uiteraard – hoe kan het ook anders, hier ten huize? – om Skylanders.

Het was woensdagvoormiddag elf uur. De parking stond overvol, inclusief het ondergrondse stuk. Alle kassa’s waren open, en hadden elk een rij van minstens vijf mensen voor zich. En het overgrote deel van die mensen had een volgeladen kar bij zich. En dan bedoel ik ook volgeladen: vaak meer dan twintig stuks, en grote dozen. Ik stond daar bijna onwennig tussen met mijn drie stuks.

En toen maakte ik me de bedenking: moet dat nu echt? Ofwel zijn er dus veel meer gezinnen met tien kinderen in België dan we denken, ofwel deed iedereen al meteen inkopen voor Sinterklaas, kerst en nieuwjaar, en meteen ook in naam van alle oma’s, opa’s, meters en peters en godmagwetenwie. Maar dan nog.

Als onze kinderen een groot cadeau willen, dan wordt er samengelegd. Dan is dat van verschillende mensen tegelijk. En anders krijgen ze meerdere kleine dingen, zoals een verfdoos, of een puzzel of zo. De Sint brengt voor elk één ding, en dan ook nog enkel hier, niet bij de grootouders. Voor kerst krijgen ze ook van elk één cadeautje. Ik vind het belangrijk dat ze leren kiezen en afwegen wat ze willen, en dat ze de waarde van geld leren kennen. En als ze in het jaar ook nog iets willen (zoals nieuwe Skylanders) dat ze daarvoor dan maar hun verjaardagsgeld of nieuwjaarsgeld moeten sparen. Wat ze overigens ook netjes doen.

Maar blijkbaar zijn er dus mensen die zich echt in de schulden steken om grote en dure cadeau’s te kunnen kopen. Waar kinderen soms amper één blik op werpen, of een half dagje mee spelen, en dat is dat. En als ik die karren zag deze voormiddag, was er absoluut geen sprake van crisis.

Mja.

Het zal wel, zeker?

Awwww…

Vandaag stond een oudleerlinge me op te wachten op school. Ze moest er om een andere reden zijn, had gezien dat het mijn verjaardag was, en had een kaartje mee. Met tekst.

Ik las het, en ik was efkes compleet ontroerd. Blijkbaar doe ik het nog zo fout niet…

kaartjeAnke

Meta

Wolf was vreselijk aan het zagen op Kobe, omdat die niet wilde opruimen. Op een bepaald moment ontschoot het me:

“Wolf, ge zijt een apezaag! Stop nu ne keer met zo te zagen tegen Kobe, ik zal dat wel doen als het nodig is, uw gezaag werkt op mijn zenuwen!”

Wolf bekeek me met een scheef kopje, en debiteerde toen: “Mama, ge zijt een metazaag!”

En gij nu.