Zalige zachte zondag

Zo heb ik mijn zondagen het liefst: zacht, stil, kabbelend, zonder stress, en voor mezelf.

Bart is om twee uur naar kantoor vertrokken om wat werk in te halen, en heeft meteen Kobe afgezet aan de scouts. Merel heb ik in bed gestoken, en in één moeite door ook Wolf. Want die ben ik rond de middag gaan halen op scoutsweekend, en die heeft daar blijkbaar zeer weinig geslapen. Ik moest eigenlijk niet echt aandringen om hem in bed te krijgen: hij weet ook wel dat hij daar gewoon beter slaapt, en dat zo’n bedje toch bijzonder lekker is als je moe bent…

En dus zit ik nu in alle rust te genieten achter mijn scherm. Buiten is het koud en guur, hier binnen is het heerlijk warm. Ik verbeter toetsen, terwijl Klara’s top 100 me af en toe doet wegdromen, en ik kleine slokjes neem van een kop hete thee.

Ik denk dat ik straks zelfs aan de examens ga beginnen, zò een ontspannen staat heb ik bereikt. Want examens, dat stel je niet zomaar even tussendoor vlugvlug op.

Hopelijk slapen ze nog even…

365 – 12 november

Voor een keertje geen foto van mezelf, maar eentje die ik op het net tegenkwam. Zodat we nooit vergeten wat gisteren eigenlijk betekent.

powerful-photos-24

Foto uit de archieven van de Russische oorlog in 1941-1945

Studiedag Klassieke Talen

Ik ben niet vaak laaiend enthousiast, maar vandaag wel. Met recht en reden.

De afdeling Klassieke Talen in Gent heeft een nieuw elan gevonden, en richtte vandaag een uitgebreide studiedag in. Het ding was in geen tijd volgeboekt, meer dan 155 leraars stonden te springen.

We kregen om 11.00u een plenumvoordracht, daarna broodjes, en dan in de namiddag twee workshops, te kiezen uit een zestal onderwerpen. Over die workshops kan ik kort zijn: tijdverlies. De ene, nl. Syntaxis en valentie, had voor het G.O. (gemeenschapsonderwijs, waartoe ik behoor) geen enkele, maar dan ook geen enkele relevantie. De spreker maakte eigenlijk reclame voor zijn eigen handboeken, was verwonderd dat we (GO, met een ander leerplan) die niet kenden, en kon geen antwoord geven op mijn vraag naar de didactische relevantie van zijn onderwerp. Voeg daarbij nog eens de passie van een sanseveria, en dan weet je het wel.

De tweede workshop, over ‘Participia bij Tacitus’, was veel te vrijblijvend. Ik geloof best dat de spreekster behoorlijk bevlogen is, maar ik had gehoopt op een antwoord op de problemen die de gigantische hoeveelheid participia stellen. Helaas. Het kwam hierop neer: “Participia vormen inderdaad een probleem. Spreek er maar onderling over.” Geen meerwaarde, dus.

Waarom ben ik dan lyrisch? Omwille van de onvolprezen professor Wim Verbaal (What’s in a name, voor een professor Latijnse Letterkunde?) en zijn theorie. Ik ken Wim nog van toen we studeerden, hij zat in tweede licentie toen ik net begon. Intussen is hij dus professor, en een van de beste sprekers die ik ooit gezien heb. Welbespraakt, humoristisch, bevlogen, erudiet, en met een ongelofelijke passie en aanstekelijk enthousiasme. Zalige mens. (Mijn passie voor het onderwerp zal ook wel helpen, maar toch.)

Hij begon zijn betoog met te zeggen dat wij leraars het eigenlijk allemaal verkeerd doen, al al die jaren.

Ooit al eens 155 man sceptisch achterover zien leunen? Ik dus wel.

Maar een dik uur later zaten we zowat allemaal met open mond te knikken. Hij had gelijk, en hoe!  Ik zal proberen het uit te leggen.

We werken eigenlijk allemaal min of meer lineair bij de lectuur van een Latijnse tekst, of proberen dat toch. Je begint dus aan het begin van de zin, en werkt zo verder. Van zodra je vast loopt, pluk je echter van achteraan het werkwoord of zo, en zo bouw je langzaam je vertaling op. Eigenlijk mismeesteren we dus het Latijn, omdat we de volgorde die de auteur – en laten we wel wezen, we lezen eigenlijk alleen de absolute meesters, de topauteurs van het Latijn, we maken het onszelf niet makkelijk – vooropgesteld had. Romeinen hoorden trouwens de meeste teksten, ze lazen ze niet zelf, en het kan toch niet dat zij pas hun teksten begrepen bij het laatste woord? En dan nog zelf de rest van de zin in elkaar moesten puzzelen?
Romeinen horen in blokken, met een verwachtingspatroon. Eerst komt een kader, of een kleur, dan volgt de kern (onderwerp), en daarop volgt een nadere bepaling, nuancering of precisering. De exacte plaatsing van de woorden is zeer belangrijk. Je kan er zelfs naamvallen en soorten bepalingen aan verbinden. Een Romein kan bij een goed opgebouwde zin voorspellen welk werkwoord er volgt, of net in grote verbazing vallen, als het niét aan de verwachting voldoet. Elk woord hangt echt logisch vast aan het voorgaande, en dan heb je dat werkwoord achteraan echt niet op voorhand nodig, integendeel: de tekstwaarde en inhoud verhoogde meteen een heel pak.

Wim demonstreerde het even met een simpel stukje Caesar, en meteen werd alles veel logischer. Daarna volgde een stevig, ingewikkeld stuk Tacitus, maar ook daar werd alles plots veel logischer, en daarom ook eenvoudiger. En daarop doorliep hij een stukje Iuvenalis. Romeinen vonden die bijzonder grappig, wij vinden hem doorgaans een ‘ouwe zeur’. Maar waarom? Omdat we dat werkwoord van achteraan gaan vissen en voorop gaan zetten, en dus op die manier de humor vermoorden. Want geef toe, waar zit de clou van een mop? Achteraan toch? Meteen werd Iuvenalis, tot onze grote verbazing, hilarisch.

En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Waarom, oh waarom heeft niemand dat ooit eerder gezien? We kunnen meteen op een andere manier gaan lesgeven, de teksten worden er een stuk interessanter door, en de waarde van het Latijn stijgt een pak. Want we moeten leren omgaan met teksten zoals een Romein dat deed.

Ik kan Verbaal wel zoenen. En ik zou het ook doen, moest ik niet weten dat ik hem daarmee wellicht dodelijk in verlegenheid breng. Maar hij is wel mijn held.

Kermis bij Omaly

Op Allerheiligen zaten we nog in Nederland, en dus gingen we pas vandaag naar Ronse, bij Barts moeder. Uiteraard met een omweg via Kruishoutem, om even naar het graf van Jeroom te gaan. Ik moet toegeven, ik mis hem. Zijn commentaren, zijn grappige opmerkingen, zijn fijne glimlachjes… De kinderen missen hem blijkbaar ook, zo merkte ik. Vooral Merel heeft het geregeld over hem, en toen we weggingen van het graf, wierp ze hem een kushandje toe: “Slaap lekker, bompa!” en ze zwaaide nog even.

Bij Omaly werd er – alweer – heerlijke taart verorberd, en daarna kregen de kinderen elk tien euro in de handen gedrukt: de kermis stond op de markt in Ronse, en we mochten ernaartoe. Zij ging intussen met Bart in Oudenaarde een nieuw kostuum kopen, en extra broeken en rolkraagpulletjes.

We doken diep in onze jassen – het was aan het regenen – en deden de toer van de kermis, zodat de kinderen konden kiezen waaraan ze hun geld gingen uitgeven. Merel en Kobe gingen op de draaimolen,

IMG_7074

IMG_7076

IMG_7079

daarna werden er gezamenlijk eendjes gevist – man, wat een rommel kan je daarmee krijgen zeg! – en toen had Wolf nog vijf euro over om op een trampoline met extra rekkers te gaan springen. Hij vloog serieus hoog en genoot ervan, al lukte het hem niet een salto te maken.

IMG_7083

Ik denk dat de kinderen zich ondanks de regen best vermaakt hebben. Dank u, Nelly!

Zondag

Merel ligt in bed, Bart is naar zijn werk, en de jongens zijn naar de scouts, gewapend met regenjas en caoutchouc botten.

Ik ben alleen, en het is stil. Ik zet een koffie, geniet van de heerlijke geur, hang even over de damp. Op kousenvoeten haal ik de strijkplank van boven, sleep de grote mand strijk in de woonkamer, en posteer me voor de tv.

Buiten regent het. Waait het. Stormt het, bijna. Ik heb eventjes medelijden met de jongens. Héél even maar, want ik weet hoe leuk een jeugdbeweging in de modder kan zijn. Straks zal ik hen opvangen in de garage, modderbroeken uitstropen en meteen in de machine gooien, laarzen uitgieten en zetten drogen, en twee grijnzende gezichtjes richting douche sturen.

Maar nu even niet.

Ik zoek op de digicorder naar een Engelse detective, draai het strijkijzer op twee bolletjes, vis een hemd uit de mand, en neem nog een slokje koffie.

Guur weer, koffie, strijk en een detective. Veel zondagser wordt het voorlopig eventjes niet meer, nee.

Middagen voor mezelf

Omdat ik maar vier/vijfde werk, heb ik wel iets meer tijd dan de gemiddelde mens. Zou je toch denken. Ik ben inderdaad nogal wat halve dagen thuis van school, maar in de meeste van die halve dagen kruipt verbeterwerk, administratie, voorbereiding, dat soort dingen. Op die ene extra dag dat ik nu thuis ben, doe ik eigenlijk vooral dingen om en rond het huis, en dan vooral de extra’s, zoals bijvoorbeeld woensdag de apparaten voor de keuken gaan kiezen, een pakje gaan ophalen, papieren ivm de verbouwing versturen, en zo nog wel wat dingen. Op woensdagmiddag zijn de kinderen thuis, moet ik taxi spelen, en doe ik vooral huishouden.

Veel tijd voor mezelf blijft er niet over, en dat mis ik wel. Vooral in de grote vakantie heb ik dat gemerkt: ik was veel thuis, deed ook niet zo heel veel, maar er waren wel altijd de kinderen. Tijd voor mezelf zat er eigenlijk niet zoveel in, en ik heb dat nodig. Tijd waarin ik niet bezig ben met de kinderen, het huishouden, de verbouwingen of het werk. ’s Avonds heb ik geregeld zo een paar uur, maar dan ben ik meestal ook wel echt moe.

En dus heb ik een besluit genomen: sinds 1 oktober ben ik op vrijdagmiddag thuis, en dat wordt míjn dag. Enfin, mijn drie uren, want ik heb pas gedaan om 12.05u, en om ten laatste 15.45u moet ik de kinderen alweer ophalen, wil ik geen 5,10 euro betalen voor opvang (tot vijf uur, tenminste, tot zes uur is duurder).

Vorige week ben ik in het Salon iets gaan eten met de onvolprezen Melanie, en daarna ben ik even nog de Hema binnengesprongen aan de Zuid (ik wilde groene washitape), en een sjaal gekocht in de Cassis. Tsja. Gewoon ik alleen.

Vandaag had ik dan weer afgesproken met Xavier, ook al een zeer aimabel gezelschap. We zijn iets gaan eten op de Korenmarkt in de Twilight (niet voor herhaling vatbaar, geloof me), en hebben daarna grondig verder gefilosofeerd bij een machtig goed stuk taart in Julie’s House. Wél een dikke aanrader, maar dat wist ik al.

Ik was nét op tijd terug om de kinderen op te halen, maar voelde me helemaal uitgerust. Fysiek misschien niet, maar dan toch wel mentaal. Blijkbaar had ik dat dus echt wel nodig.

Proveniant medii sic mihi saepe dies, om het even met Ovidius te zeggen.

Zonsondergang

Ik had toch wel even getwijfeld: ik was moe, en zou het niet praktischer zijn om de jongens gewoon af te gooien op de rugby, terug naar huis te rijden met Merel, hier rustig boterhammen te eten, en dan de jongens weer op te halen?

Maar toen bedacht ik me dat het eigenlijk wel een héle mooie dag was, absoluut niet koud, en dat het wellicht niet meer zo vaak zou lukken om met Merel te wandelen en te picknicken aan de Blaarmeersen.

En dus smeerde ik snel een ganse stapel boterhammen, stak een fles water in een tas, laadde de buggy in de koffer, en reed naar de Blaarmeersen. Merel en ik bleven even kijken naar de training van de jongens, en trokken daarna naar het strand. We babbelden zoals je alleen met een bijna-driejarige kan, aten brood op een bankje, reden naar het kleine piertje, en zagen toen een van de mooiste zonsondergangen die ik in tijden gezien heb. Ik vond het jammer dat ik mijn grote fototoestel niet bij had, maar ook met een iPhone kan je vrij behoorlijke foto’s nemen. En de kleuren, die werden alsmaar intenser.

IMG_0547 IMG_0548 IMG_0549 IMG_0550 IMG_0551

De eenden en meerkoeten zwommen rond ons, tot grote hilariteit van Merel, die een paar korstjes brood aan zo’n lief zwart vogeltje mocht voederen.

Ik vond het eigenlijk jammer dat het alweer half acht was, en dus eind van de training. Maar Merel was moe en moest gaan slapen, en het begon donker te worden.

Maar geloof me: deze dag pakken ze me alvast niet meer af.

Van kogel en kerk

Deze voormiddag heb ik een grondig gesprek gehad met Kobes klastitularis, een dame van CLB en de zorgleraars. De algemene teneur was: Kobe kan echt niet blijven in het eerste studiejaar, want volgens de testen scoort hij op lezen AVI 6 (begin derde studiejaar) en qua rekenen zit hij op niveau tweede studiejaar. Mentaal is hij er ook zeker klaar voor: hij ziet het zelf zitten, hij weet bijzonder veel, en is zeer snel in bijleren. De discrepantie is gewoon té groot: in het eerste zou hij, zelfs mét speciale taken en differentiatie, zich beginnen vervelen, en uiteindelijk de boel op stelten zetten. Dat laatste was vooral mijn inbreng, want zo ken ik mijn Kobe wel.

Er zijn echter twee problemen. Eerst en vooral kan hij nog niet schrijven. Hij kent de letters op zich wel, maar vormt nog geen woordbeeld als hij schrijfletters ziet, en kan ze zelf ook niet. Motorisch mag het geen probleem zijn, maar echt sterk is hij daar niet. De zorgjuf zal hem twee keer per week apart nemen en hem de letters aanleren, zodat hij ook thuis kan oefenen.

Een tweede punt is iets wat ik meteen aanhaalde, en zijn klasjuf bevestigde: hij heeft totaal geen werkattitude. Of met andere woorden: Kobe is gewoon lui. Dingen die hem interesseren: prachtig! Maar voor al de rest zoekt hij altijd uitwegjes. Hij treuzelt, prutst, en kan zich zó lang bezig houden dat thuis bijvoorbeeld Wolf al alles heeft opgeruimd, en Kobe amper iets. Wolf doet dat uit plichtsbesef, en Kobe maakt daar schromelijk misbruik van. Of zoals ik vorige week met hem ben tegengekomen, en waarvoor ik me gloeiende kwaad heb gemaakt: we zaten in de keuken, en Wolf en ik hadden net de tafel gezet. Het was de bedoeling dat Kobe ook hielp, maar hij had er zich weer vanonder gemuisd. Toen we goed en wel zaten, zag ik dat ik een slabbetje voor Merel was vergeten. Kobe zit daar het dichtste bij, dus vroeg ik hem om er eentje te nemen. Zijn reactie: “Goh, zeg jong, ik moet hier ook echt altijd àlles doen he!” op de meest verontwaardigde toon die je je kan voorstellen. Ik heb hem meteen uit de keuken gezet, zo kwaad was ik.

Het zal dus een uitdaging worden. Aan de ene kant moet hij bijgewerkt worden, aan de andere kant zal hij de nieuwe leerstof ook veel sneller verwerken dan de anderen, en zal zijn juf hem strikt in de gaten moeten houden, en van de nodige uitdagingen voorzien. Plus: ze moet ervoor zorgen dat ook hij leert wat werken is, en dat niet alles vanzelf gaat. En vooral: dat hij niet mag afhaken zodra iets niet meteen vlot lukt.

Poeh. Het is geen cadeau, zo’n hoogbegaafd kind. Maar liever dat dan omgekeerd, vermoed ik. In ieder geval begint hij maandag in het tweede leerjaar.

Vaarwel, Jeroom

Ik herinner me nog hoe zenuwachtig ik was, Jeroom, toen ik jou voor het eerst ontmoette. Het was Barts proclamatie, en we gingen daarna eten in de Auberge du Pêcheur om het te vieren. Ik was amper eenentwintig, en hoe graag ik Bart ook zag, de eerste ontmoeting met mijn toekomstige schoonvader boezemde me angst in, ik geef het toe. Maar jij stelde me snel op mijn gemak, met die twinkelende ogen van je, terwijl je vrouw me de oren van het hoofd tetterde.

Je was zwijgzaam, toch in woorden. Je ogen vertelden me zoveel meer. We kregen al gauw een speciale band, jij en ik. Je had nooit dochters gehad, maar je zag me al snel als eentje, en behandelde me ook zo. Je gaf me goede raad, vaderlijk advies, wijze woorden, maar plaagde me ook dolgraag.

Ach, zoals je me op de boerderij achter een lunkijzer hebt doen zoeken! Nonkel Staf schaterde het uit, toen ik het hem kwam vragen, en jij lachte niet minder smakelijk, en sloeg me hartelijk op mijn schouder. En manipuleerde me nadien goedlachs tot het schilderen van een dikke ’15’ op nonkels brievenbus, of tot het bloedrood verven van de waterpomp. Je liet me met de tractor naar de weide rijden waar de koeien water nodig hadden, en je toonde wat ik precies moest doen.

Maar evengoed legde je me vol vuur uit wat nu precies de kwaliteiten van lycra waren, en glunderde als ik iets breide met de wol die je me gegeven had. En ik, ik had er een tweede vader bij. En samen hadden we soms genoeg aan een blik naar elkaar om Nelly op haar paard te zetten, en we genoten van zoveel ondeugendheid.

Toen de kinderen kwamen, glunderde je zo mogelijk nog meer. Je speelde met hen, leerde hen spelletjes, zong liedjes voor hen, en zette je huis vol foto’s. En zij, zij stormden door de voordeur naar binnen, op zoek naar hun bompa, en vlogen onmiddellijk in je armen.

“Van a ien, a twie, a dreie
a loederie loederie leie,
a loederie loederei flink flink flink
en dertien stoan der bij”

En toen sloeg het noodlot toe. Je vocht, met een moed en een verbetenheid die jou eigen waren, maar het mocht niet baten. De kanker bleek te sterk. Je wilde het nooit toegeven, je antwoordde altijd ‘Goed’ als we vroegen hoe het ging, maar eigenlijk wisten we allemaal dat het niet zo goed ging. En, uiteindelijk, dat het ook nooit goed meer ging komen.

Je hield contact met de wereld via je iPad, en begon me ook te volgen op twitter, waar je gretig commentaar leverde. Datzelfde gold voor mijn blogposts: je las ze met een onvoorstelbare aandacht, je gaf er commentaar op, en blijkbaar genoot je er enorm van. En ik, ik schreef eigenlijk voor jou. Bij elke nieuwe foto van Mereltje, of elk relaas van onze avonturen zat ik te wachten op wat je ging antwoorden. Of als we de zondag dan bij jou kwamen, wat je ervan ging zeggen. Ik maakte fotoboeken en kalenders voor je, kaderde foto’s in, en je was me er dankbaar voor.

Maar ik zag je ook achteruitgaan, en het was telkens een steek door mijn hart. Jij die moedig volhield, en dat lichaam van je dat niet mee wilde.

We zijn afscheid van je komen nemen, de kinderen en ik. Je hebt Kobe nog geknuffeld, je hebt Wolf geprezen om zijn mooie rapport, en Merel is nog op je schoot gekropen. En jij, jij hebt me bedankt omdat ik er ben voor Bart, en wat ik voor hem heb gedaan. Ik kon je geen antwoord geven, Jeroom. Mijn hart brak, en mijn stem wilde niet mee. Ik heb toen enkel je handen gegrepen, en moest me inhouden om ze niet plat te nijpen.

Ik ga je missen, Jeroom. Zo hard. Je was niet alleen mijn schoonvader, je was ook mijn maatje. Bart trekt zo hard op jou, zie je.

Ik zal je niet herinneren zoals ik je de laatste keer gezien heb. Of ook niet hoe de kist daar vandaag stond. In mijn hart ben je de vitale Jeroom met pretlichtjes in zijn ogen, en een glimlach om zijn mond. Zoals je ook echt was, en zoals je altijd voor mij zal blijven.

Vaarwel, Jeroom, waar je ook bent.