Jawel, alweer het einde van een schooljaar, mijn twintigste al. Ik sta ervan versteld hoe snel het allemaal gaat, en hoe graag ik, na twintig jaar, nog steeds mijn job doe.
Dat heeft veel, zo niet alles te maken met de leerlingen zelf. Uiteraard is er nog steeds de passie voor Latijn, maar eigenlijk gaan mijn lessen vaker over de meest waanzinnige andere onderwerpen, dan over Latijn zelf. Moest ik lesgeven met dezelfde sérieux als sommige van mijn collega’s, ik zag twéé keer mijn leerplan.
Maar daar gaat het net voor mij om: de leerlingen de raarste dingen bijleren, praten over de meest bizarre dingen, en uitweiden over all things Roman (and Greek).
Dit jaar zijn er zelfs leerlingen me op de proclamatie komen bedanken, gewoon voor de drie jaar les die ze gekregen hebben van mij. Eentje leek altijd zeer ongeïnteresseerd, maar kwam me vertellen dat ze dolgraag Latijn had gedaan, heeft me zelfs het boek waarop haar onderzoekscompetentie gebaseerd is, uitgeleend, en gaat filosofie studeren. Hey, ik heb er dit jaar zelfs eentje die voluit voor Klassieke Talen gaat volgend jaar, als dat niet mooi is! En van een ander heb ik een dikke knuffel gekregen als bedankje.
Maar wat me het meest gaat bijblijven, en waar ik nota bene zelf tranen in de ogen van kreeg, was een andere knuffel.
Ik heb haar drie jaar geleden zien binnenkomen in het vierde, gigantisch verlegen, onzeker en totaal zwijgzaam. De diagnose was autisme, en in de voorafgaande vergadering met de GON (speciale begeleidster voor kinderen met een “stoornis”) was ons meegedeeld dat ze inderdaad moeilijk contact legde, niet snel mensen vertrouwde, je niet aankeek, en vaak blokkeerde als je haar rechtstreeks iets vroeg. Dat was dan ook genoteerd.
Ik liet haar doen, stelde soms een vraag, maar forceerde geen antwoord. Langzaam zag ik haar ontdooien. Af en toe kon er een lachje van af, af en toe keek ze me aan. Ze werd bewuster in haar kleding, ging voor een uitgesproken, aparte stijl die me wel lag. Nu en dan gaf ik haar daar een complimentje over, en dan bloosde ze tot achter haar oren, maar genoot. Ik zag haar groeien, stelde al vaker een vraag, kreeg meestal ook prompt een antwoord. Ze deed mondeling examen, en deed dat met flair. En ook al was ze daar zelf bijzonder onzeker over, ik zag haar uitgroeien tot een mooie jonge vrouw.
Op de proclamatie, waarbij ze haar diploma Latijn-Wetenschappen kreeg, ontving ze ook de prijs Doorzettingsvermogen. Want je moet het toch maar doen, met dat achterliggende probleem. Ik schreef voor haar het begeleidende tekstje, en ze was er duidelijk door overweldigd.
Toen de zaal na de proclamatie vrijwel leeggelopen was, zag ik haar nog achteraan staan, en ging naar haar toe. Ik feliciteerde haar met diploma en prijs, en ze straalde. En toen, voor ik het wist, trok ik haar tegen mijn gilet. En zij, zij knuffelde me intens terug. Heh. En toen stonden we alletwee schaapachtig, met tranen in de ogen, naar elkaar te kijken. En ik wist dat het goed was. En dat ze me gerust nog twintig jaar mogen geven, alleen al voor deze momenten.
Het ga jullie goed, mijn lieverdjes. Hier laten we jullie los, maar we vergeten jullie niet. Als je dat maar weet.