Oorlog en Terpentijn

De leesclub van school had dit boek van Stefan Hertmans uitgekozen, anders was ik er wellicht nooit toe gekomen om het te lezen. En ik zou het bijna onmiddellijk een tweede keer willen lezen.

Magistraal.

Echt. Tranen in de ogen, meermaals. Ik mocht het niet echt neerleggen wegens te lezen op een dag of vijf – ik en deadlines, weet u wel – maar ik had ook geen zin om het neer te leggen, om eerlijk te zijn.

Wat. Een. Boek.

Zowel naar stijl – ik hou van die geëlaboreerde zinnen, van die rijke woordenschat, van die prachtige perioden – als naar inhoud: het Gent van mijn eigen grootouders, eigenlijk. Zij woonden wel niet in Gent en waren iets jonger, maar toch. En dan de beschrijving van de Oorlog. Heel rustig, niet dramatiserend, niet uit op goedkope emotie, maar bijna afstandelijk, en net daardoor zo immens pakkend.

Ik ga het aan ons pa cadeau doen. En als u het nog niet gelezen heeft: doen. Al was het het enige boek dat u leest in 2017.

De bespreking van de leesclub vindt u hier.

Picknick, maar niet alleen…

Ja, zelfs als het vriest, durven Merel en ik al eens te picknicken. Niet dat het nu aan het vriezen was, maar het was toch maar een paar graden. We deden onze gewoonlijke toer, namelijk beginnen op parking centraal, langs de tennisvelden, de tennishal, verder langs de petanquevelden en de minigolf, langs de pingpongtafels, en zo verder naar het kleine speeltuintje aan de camping. Daar installeren we ons altijd op het bankje, en eten we onze boterhammen.

Tot mijn grote verbazing zaten we vandaag daar niet alleen. Op een ander bankje zat een ouder koppel – ik denk eind de vijftig – te flikflooien. Ik kan het niet anders zeggen: ze zaten te kussen en aan elkaar te prutsen, en waren duidelijk niet opgezet met het feit dat wij daar om half zeven in de stikkedonker, de miezerregen en de kou kwamen zitten. Merel keek even, maar begon daarna vrolijk te kwetteren en te lachen als altijd, en we aten onze boterhammetjes.

Het koppel wierp af en toe een steelse blik in onze richting, en flikflooide verder toen bleek dat wij niet onmiddellijk gingen opkrassen.

Ik kon er niks aan doen, maar ik dacht: “Hoe wanhopig moet ge zijn, dat ge als een stel tieners in de kou, het donker en de lichte motregen op een bankje in een godvergeten hoekje van een park zit te frutselen aan elkaar? Dat ge blijkbaar niet kunt afspreken ergens anders uit schrik dat ze u zouden zien, of dat ge zelfs niet de warmere en drogere achterbank van een auto kunt gebruiken?” Want een andere verklaring had ik er niet voor. En ja, ik vond het een beetje zielig…

 

Terugblik

Nee, 2016, ik had je liever niet gekend. Sorry daarvoor, maar zo is het nu eenmaal. Ik dacht al dat 2015 een dieptepunt was, maar toen kende ik jou nog niet.

Waarom, hoor ik je vragen?

Hmm. Moet die vraag echt gesteld worden?

Jij was het jaar waarin ik mijn ma verloor. Mijn ma, mijn allerliefste vriendin. Half mei moest ik afscheid nemen van haar, en ik was daar nog niet klaar voor. Niet klaar als in: niemand is daar ooit klaar voor. Maar we wisten het al langer, en ik ben ongelofelijk blij dat het zo mogen lopen is: moedig en vol leven tot een week voor haar dood. Maar ik mis haar.

De tweede grote opdoffer was de diagnose van artrose. Als er iets was waar ik niet klaar voor was, was het dat wel. Ik die, hoewel ik dik ben, continu rondcross van het een naar het ander, en geen moment kan stilzitten, ik heb artrose in mijn voeten, waardoor ik wellicht over een paar jaar niet meer zal kunnen stappen. Nu lukt het wel, dankzij zo’n metalen pseudogips. Fijn hoor.

En dan waren er nog vele kleinere, vaak ook triviale dingen ook natuurlijk, die telkens op zich ook een druppel in een zich gestaag vullende emmer waren. Wolf sukkelde immens met zijn voet, Kobe knuffelde een paal, mijn schoonmoeder brak haar heup, ik raakte vast in de gigantische files op Zaventem en miste mijn vlucht, verstuikte mijn enkel op de stenen van Pompeiï en viel spectaculair flauw op school, mijn favoriete kleerwinkel ging failliet, de kat beet me serieus in mijn been, ik viel nog eens flauw op de eerste schooldag, mijn grootmoeder van 104 stierf, en mijn rug begaf het nog eens.

Was het dan allemaal kommer en kwel, 2016?

Nee, gelukkig niet.

Er waren ook dit jaar de uitstapjes en museumbezoekjes, zoals het onverwachte dagje Oostende met de leerlingen, de tentoonstelling van email met ons ma, Oostende met de kinderen, de magnolia’s in het Leen met ons ma, de vijfdaagse studiereis rond Napels waar ik intens van genoot, of Wolfs uitstap naar Londen. We vierden Gwens verjaardag met Charlie, ik deed nog eens van Belgian Girl Geeks, we liepen met zijn viertjes een ganse dag in Puyenbroek, keken met gans het gezin naar het vuurwerk, en ik ging met Gwen en zes kinderen naar Center Parcs. We bezochten het Van Abbemuseum in Eindhoven, we dwaalden rond en zochten caches in Luik, en we bleven vijf dagen in het huisje in de Ardennen. We trokken een dagje naar zee, gingen op Pokémonhunt, vierden ons pa zijn verjaardag in ’t stad, bekeken gladiatoren in Zelzate, gingen een dagje spelen bij Gwen, en gingen nog een dagje naar Oostende, mét Bart erbij. Bart ging ook mee op een zaterdag in eigen stad, en ik ging met de kinderen draken bekijken in ’t STAM en playmobilventjes zoeken in het Design Museum.

Er waren ook feestjes, zoals een bijzonder fijn nieuwjaarsfeestje bij ons ma met de hele familie, of Vallery’s verjaardagfeestje, Stafs verjaardagsdiner, Nands verjaardagsfeestje, Marie-Julies verjaardagsfeestje, Wolfs communiefeest, Gwens verjaardagsdrink en Nelly’s verjaardagsfeest.

Het sociale viel wat tegen, want mijn hoofd stond daar echt niet op, al waren er toch hele fijne vrienden. Ik ging lunchen met Monica, ontbijten met Gwen, buurten bij Max, zingen met Lorre, ontbijten bij Véronique, en Lorre kwam me opmonteren na de artrosediagnose. Ik ging nog eens lunchen en daarna in ’t stad met Gwen, zag eindelijk mijn twee beste vriendinnen uit het middelbaar nog eens, en ging na zes jaar nog eens koffiedrinken met Simon.

Er waren ook veel losse fijne dingen, eigenlijk.

Ons ma kwam wafels eten en bleef meteen ook slapen. Ik kreeg een nieuw tuinhuis, en een vriend kwam zelfs helpen om de garage leeg te halen en het tuinhuis te vullen. Ik kreeg valentijnsbloemen van de pastoor, ik begon te zingen in een nieuw koor, en ik kreeg een relaxzetel voor ons ma van een lieve vriend. We wonnen met ons quizteam de schoolquiz in het voorjaar, en gingen prompt onze prijs opsouperen. Ik sprong een gat in de lucht toen een van mijn leerlingen naar de finale van de Latijnolympiade in Italië mocht. Er was onze jaarlijkse fotoprojectweek, Wolf deed zijn communie, en Bart mocht op de thee bij de koning. We kweekten aardbeien, ik begon eindelijk opnieuw met Call of Cthulhu, we gingen zwemmen in de Blaarmeersen, mijn pa leerde Wolf schaken, en ik bouwde eigenhandig een heuse speeltoren. Merel kreeg een eigen restaurantje, ik zong op een heksenfeest, en ik genoot van de zaterdagvoormiddagen in ’t stad. Ik zong een concert in Gent en eentje in Middelburg, en ging naar The Cure met mijn broer.

We hebben gegeocached, en veel. Al de eerste dagen van het jaar, maar ook een prachtige tocht in de zomer, en verschillende tochten in de Ardennen. We reden ons zelfs vast in Ursel,we deden een multi in Gent centrum voor Wolfs verjaardag, en gingen op schattenjacht in Anderlecht na een rugbymatch. We zochten in Ronse na een ziekenhuisbezoek, deden een prachtige avondwandeling in Drongen, wandelden nog eens rond in Gent, en ik ging op jacht op een bloedhete zomerdag met Merel. We deden in de hitte een toertje in de buurt van de Dampoort, beëindigden de grote vakantie op de Westerbegraafplaats, en ik ging met Kobe na een rugbytoernooi gaan zoeken in Schilde. We pikten er een paar op in Zelzate, deden een toertje in de Lembeekse bossen, en zochten er enkele in Oostakker.
We staken ook onze eerste geocaches weg: eentje in een parkje vlakbij, eentje aan de Sint-Jorissluis, eentje op de Gaardeniersbrug, en nog wel een paar.

Er waren natuurlijk ook de verschillende larps waarin ik mijn hart kon ophalen: ik speelde vampier, nam Wolf mee naar Vortex, was een Khalische op Omen, nam alle drie de kinderen mee naar Ankoria, ging met Wolf en Kobe mensen entertainen op Elftopia, trok charlestonkleren aan voor Paradox, mocht nog eens van gravin doen op een eendaagse van Omen, ging niet alleen met Wolf, maar ook met Kobe naar een tweede Vortex, en liet de barbaar in me los op de tweede Omen van het jaar.

Ik ben ook terug beginnen lezen. Echt beginnen lezen, ook deels dankzij de leesclub van de school. En ik geniet van elk boek dat ik vastkrijg.

Er waren ook de bijna wekelijkse picknicks aan de Blaarmeersen, waar Merel en ik allebei intens van genoten, hoe koud of warm het ook was.

Ik geef het toe, 2016, er waren heel veel fijne momenten ook. Maar neem daar dan nog eens de geopolitieke dingen bij, en ik vrees dat de balans niet zo positief is.

Op naar 2017, zou ik zo zeggen. Ik zeg je de wacht aan, 2016. Vaarwel!

 

Syllogismen 2016

Net zoals vorige jaren heb ik ook in de afgelopen examenperiode in mijn zesdes de vraag gesteld naar een geldig syllogisme. De antwoorden zijn altijd interessant, gewoon om er de denkfouten uit te halen, en dus als remediëring. En eigenlijk zijn ze vaak ook gewoon grappig :-p

Ik geef u even het origineel van Aristoteles mee, om te vergelijken:
Alle mensen zijn sterfelijk.
Socrates is een mens.
Socrates is sterfelijk.

  1. Alle 17-jarigen maken examens.
    Kaoutar is een 17-jarige.
    Kaoutar maakt examens.
    Ne mens zou bijna medelijden krijgen.
  2. Planeten zijn bolvormig.
    De Aarde is een planeet.
    De Aarde is bolvormig.
    Uiteraard correct.
  3. Alle Spanjaarden eten paella.
    Celine is een Spanjaard.
    Celine eet paella.
    Smakelijk!
  4. België ligt in Europa
    Gent ligt in België.
    Gent ligt in Europa.
  5. Alle vissen kunnen zwemmen.
    Dory is een vis.
    Dory kan zwemmen (en blijven zwemmen, zwemmen, zwemmen).
    Maar spreekt ze ook whale?
  6. Alle leerkrachten dansen de tango.
    Meneer De  Vrieze is een leerkracht.
    Meneer De Vrieze danst de tango.
    Ik ben luidop in de lach geschoten. Serieus!
  7. Alle leerlingen moeten examens maken.
    Ik ben een leerling.
    Ik moet examens maken.
    Zie 1.
  8. Vissen kunnen zwemmen.
    Een rog is een vis.
    Een rog kan zwemmen.
    Alweer een vis. ’t Examen was nochtans niet op een vrijdag.
  9. Alle honden kunnen blaffen.
    Een labrador is een hond.
    Een labrador kan blaffen.
    Beestenboel, blijkbaar.
  10. Een goudvis is een vis.
    Een vis zwemt.
    Dus een goudvis zwemt.
    Wat is dat met die vissen, zeg? Maar niet alle punten, wegens maior en minor omgedraaid.
  11. Kabouters zijn klein.
    Plop is een kabouter.
    Plop is klein.
    Maar wel dik, plopperdeplopperdeplop!
  12. De mannen van The Walking Dead zijn knap.
    Rick is een man van The Walking Dead.
    Rick is knap. (-> geen inspiratie)
    Geen inspiratie? Hoe komt ze erop, zeg!
  13. Alle levende mensen ademen.
    Ik ben een levende mens.
    Ik adem.
    In de geest van die Walking Dead van hiervoor: duidelijk ‘levend’ vermeld.
  14. Alle koeien eten gras.
    Bella is een koe.
    Bella eet gras.
    Allemaal beestjes, ik zie een thema hier.
  15. Konijnen eten graag wortels.
    Nijntje is een konijn.
    Nijntje eet graag wortels.
    Maar geen worteltjestaart…
  16. Alle vissen zwemmen.
    Een haai is een vis.
    Een haai zwemt.
    Maar enfin! Ik heb nochtans geen visvoorbeeld gebruikt!
  17. Volleybalspelers hebben beenspieren.
    Daichi Sawamura is een volleybalspeler.
    Daichi Sawamura heeft beenspieren.
    Alsof andere mensen geen beenspieren hebben? Maar het principe is wel correct, natuurlijk.

 

Geluk

Deze morgen werd ik overvallen door een intens gevoel van geluk, en tweette ik om een paar minuten over acht: “Wat zijn wij toch gelukzakken! Opstaan in een groot, lekker warm huis, hete douche, verse kleren en een stevig ontbijt. *kust pollekes*”.

Ik denk dat vaak, om eerlijk te zijn, en ik probeer mijn kinderen ook van die gedachte te doordringen. Dat ze dankbaar mogen zijn voor elk cadeautje, alle nieuwe kleren, elke fijne maaltijd. En dat wij chancards zijn omdat we, als de wasmachine kapot is, er ook gewoon meteen een nieuwe kunnen gaan kopen. Rijke mensen, dat zijn wij.

Op Facebook, waar ik het ook had gepost, kreeg ik er een paar cynische reacties op. En ja, mijn besef vandaag was deels getriggerd door het feit dat ons huis gisteren behoorlijk koud was bij het opstaan. We waren maandagavond namelijk zonder mazout gevallen, en ik had het pas gemerkt toen het eigenlijk behoorlijk fris begon te worden zo ’s avonds. Maar bon, een goed dekentje verhielp dat wel. Gisteren heb ik dan rond half acht ’s morgens naar de leverancier gebeld, en eigenlijk was die volgeboekt deze week, maar bon, we zijn al jaren klant, en dus gingen ze na één uur ’s middags toch nog komen leveren. Ik was wel gaan eten met mijn vriendinnen, maar Wolf ging eten met zijn papa, en vanaf een uur of een weer thuis zijn om te studeren. Ik had de bankkaart en instructies achtergelaten, en toen ik rond vier uur thuis kwam, was de tank weer netjes vol, had het vuil ook alweer kunnen bezinken, en kon ik een poging doen om de ketel opnieuw op te starten. Ik was er niet gerust in: als het systeem water had opgezogen, was ik eraan voor de moeite. Maar lo and behold, de vlam sloeg in de pan, en alles ging weer aan het broebelen. Het nadeel van vloerverwarming is dan weer dat het systeem heel traag opwarmt, dus heb ik uiteindelijk toch maar de haard aangestoken, kwestie van toch niet te zitten kleumen bij het verbeteren.

Maar het maakt een mens inderdaad wel nederig.

Ne mens zou van minder hypochondrisch worden…

Ik heb nu al een paar dagen last van mijn rug. Op zich niks bijzonders, dat gebeurt wel vaker, zeker als het een stressvolle periode is, waarbij ik dan nog eens veel aan mijn bureau zit. Wellicht heeft die laars er ook wel iets mee te maken: je ziet het niet echt aan mijn manier van stappen dat ik ze aan heb, maar ik vermoed dat ik toch niet helemaal loop zoals anders. Dus ja, een zere rug. Die serieus op mijn zenuwen kan werken, maar dat is nu eenmaal een hernia, daar kan ik niks aan doen.

Alleen schiet het me dan af en toe door het hoofd: zou dat ook niet die artrose kunnen zijn? Want die werd ook opgemerkt in de lage rug.

Hmm.

Ben ik nu aan het overdrijven, ben ik nu een hypochonder aan het worden, of wat? Zie ik spoken, of zou het toch kunnen? Aan de andere kant: de vraag op zich is compleet irrelevant, want of het nu artrose is of de hernia, er valt toch niks aan te doen.

En toch. En toch.

Trots

Dat Merel moet opboksen tegen haar twee broers, dat is al langer geweten. Ik moet alleen zelf ook opletten dat ik haar naar haar eigen waarde quoteer, en niet afreken op wat haar broers al konden en kunnen.

Ja, Kobe had zichzelf al in de derde kleuterklas leren lezen, en haalde bij de start van het eerste leerjaar leesniveau AVI 6, begin derde leerjaar. Merel kon nog aan geen kanten lezen, alleen hier en daar een letter. Op school zal ze wellicht geen primus worden, maar ze doet het wel zeer goed, eigenlijk feitelijk. Onzeker, ja, maar dat is ze al altijd geweest.

Aan de andere kant is ze echt leergierig en niet bang van een beetje werk, wel integendeel. Daarstraks gaf ik haar een Leesleeuwtje, een leesboekje speciaal op haar maat. En jawel, vol ijver en overtuiging begon ze te lezen, een verhaaltje over een pinguïn. En las ze zonder haperen het hele boekje uit.

Ik was trots op mijn meisje, echt waar. En ik moet echt afleren om te denken: ‘Goh, Kobe kon dat al”. Want Kobe, da’s een geval apart. En Merel ook. Elk zijn eigen ding.

 

Tradities

Op 1 november gaan we naar Ronse, dat hoort zo. Nelly had uitgebreid gekookt, al was het maar om ons te bewijzen dat ze het nog steeds kan, in haar eigen huis. En jawel, er was champagne met hapjes, er was haar typische overheerlijke pompoensoep mét balletjes, en er was Ardeens gebraad met kroketjes. En daarna was er uiteraard ook nog bijzonder veel taart, zoals altijd.

De heren en schoonzus wasten af, terwijl ik knopen verzette en de kinderen buiten speelden.

En daarna gingen we samen naar het kerkhof in Ronse, hallo zeggen tegen Jeroom.

Ik mis hem…

Kleinkinderen

Mis ik ons ma? Het is misschien vreemd om zeggen, maar veel minder dan ik gevreesd had.

Ik ben sowieso niet iemand die in het verleden leeft. Voorbij is voorbij, blik op de toekomst, voeten in de realiteit. Dat is altijd al zo geweest, en dat zal wellicht ook altijd zo blijven.

Het helpt natuurlijk wel dat de dood van ons ma niet plotseling was, maar dat het de kroniek van een aangekondigde dood was, en dat ik afscheid heb kunnen nemen. We hebben alles gezegd wat er moest gezegd worden, en ook zij was een zeer praktische, rationeel ingestelde vrouw.

Maar wat me eigenlijk nog het meest heeft geraakt, waren deze woorden: het ergst van al aan doodgaan, vond ze dat haar kleinkinderen haar niet meer zouden kennen, en dan vooral Marne. Die was net vijf toen ze gestorven is, en da’s eigenlijk nog net te klein om zich haar oma echt te herinneren. Ze vond het vreselijk om haar kleinkinderen niet meer te kunnen zien opgroeien. Ze had zo graag geweten wat Wolf later ging worden, hoe de superslimme Kobe ging evolueren, en of Merel later ook op haar (en mij) zou lijken.

Die liefde voor kleinkinderen, dat moet echt iets speciaals zijn. Anders, en veel dieper dan voor je eigen kinderen, zei ze, want pas dan apprecieer je wat voor een wonder ze eigenlijk zijn. Bij je eigen kinderen zie je dat zo niet, dan leef je gewoon.

Tsja, ma. Je ziet hen inderdaad niet meer. Maar in hen zie ik vaak een stukje van jou terug. Telt dat ook?

Lezing over de Vesuvius

Af en toe zijn er van het Nederlands Klassiek Verbond van die lezingen die ik echt wel wil bijwonen. Soms vind ik het onderwerp minder interessant, soms kan ik gewoon niet. Maar gisteren heb ik een extra inspanning geleverd voor Vincent Huninck en zijn lezing over de tekst van Plinius aangaande de uitbarsting van de Vesuvius. We lezen dat in het tweede jaar, dus dat maakt het extra interessant.

Ik zat wel om 19.43 uur nog aan de Blaarmeersen, want Wolfs training was wat uitgelopen. Maar om 19.52 uur stond ik aan ons huis, en gooide ik de kinderen uit de auto, en om 20.03 uur was ik geparkeerd aan Sint-Jacobs. Om een ticketje te zoeken had ik geen tijd meer, en ik zal het geweten hebben: een parkeerboete aan mijne rekker. Tsja…

De lezing zelf was eigenlijk best wel de moeite waard, zij het een beetje populariserend. Maar ik vermoed dat mijnheer Huninck die lezing ook vaak geeft aan een publiek dat het Latijn niet echt machtig is… In elk geval ga je de tekst van Plinius met een ander oog lezen, kritischer en vanuit een ander standpunt. Mij heeft het in elk geval behoorlijk wat doen nadenken.

Daarna had hij het in een tweede deeltje over de graffiti in Pompeï, op zich dan ook weer zeer interessant als je ze in hun context gaat bekijken.

Yup, met een goed gevoel buitengekomen. Alleen jammer van die boete…