Al zeven jaar krak.

Op negen oktober zeven jaar geleden zei mijn rug krak. En is mijn leven geen moment nog hetzelfde geweest. Bij momenten heb ik het er nog steeds moeilijk mee, zeer moeilijk: bij alles wat ik doe, word ik tegengewerkt door mijn lijf. Bij alles wat ik doe, moet ik rekening houden met de rug en hoe ver ik kan gaan. Bij alles wat ik doe, moet ik plannen: als ik x doe, dan kan ik y niet meer doen. Maar als ik x/2 doe, kan ik misschien nog een stukje van y meepikken.

Maar ik ben vooral ongelofelijk blij met wat ik wél nog kan. Ik zit vooralsnog niet in een rolstoel, ik kan zelfs fulltime lesgeven – met de nodige ondersteuning van de collega’s – en ben er deze zomer bijvoorbeeld in geslaagd om twee weken in Canada rond te lopen. Ik ga nog larpen, ik ga nog geocachen. Ik lig veel plat in de zetel, dat is waar, en er zijn veel dingen die niet meer voor mij weggelegd zijn. Ik zal nooit kunnen babysitten op mijn eigen kleinkinderen, bijvoorbeeld, want ik mag niet meer dan 5 kilogram tillen. Ik kan geen lange wandelingen maken, ik kan leerlingen niet begeleiden op een dagtrip met veel stappen. Klopt. Er gaat nauwelijks een dag voorbij dat ik geen pijn heb.
Maar man, ik heb nog steeds een mooi leven, ja, en ik kus elke dag mijn pollekes.
Maar vooral, nog meer dan vroeger: carpe diem. De kleine dingen des levens die me gelukkig maken: een mooie zonsondergang, een bloeiend plantje op mijn salontafel, mijn lief die voor me kookt, mijn kinderen die zingend door het huis lopen, een kat die komt felen, mijn nagellak die afgestemd is op mijn kleren, een stukje chocolade, een fijn telefoongesprek met een vriend die ik al even niet meer gehoord heb…
Dus, lieverds, als het even tegen zit: laat je hoofd niet hangen, maar carpe diem.
Carpe that fucking diem.

 

Koffie

De meeste mensen moeten daarom lachen: ik ben geen ochtendkoffiedrinker. Voor de meesten is koffie iets om wakker te worden, maar ik hoef dus écht geen koffie bij mijn ontbijt! Ligt dat nu aan mijn ADHD of aan iets anders, geen idee…

Op een schooldag, wanneer ik vroeg moet beginnen, ontbijt ik rond half acht en neem ik een meeneemkoffie mee in de auto. Die is op die tien minuten rijden inderdaad wel meestal op, ja. Moet ik pas later beginnen, dan ontbijt ik op het gemak, kleed me aan, poter wat rond, en pas dan, na een goed uur of zo, wil ik een koffietje. Eentje maar.

Met de nieuwe koffiemachine op school – wreed chique ding maar pokkeduur qua aankoop van melk en koffie – drink ik te veel koffie: ik pak steevast nog een latte macchiato tijdens de speeltijd, maar dat moet maar niet zo veel deugd doen.

En dan in de namiddag, na mijn eten, na zo’n half uurtje of zo, wil ik nog een koffie. Eentje.

Het rare is, dat ik dus die twee koffies keihard mis als ik ze om één of andere reden niet krijg. Ik zou er zelfs koppijn van krijgen, wegens cafeïnegebrek, vermoed ik. En toch zijn het maar twee – of op schooldagen dus drie – koffies.

Vreemd, toch?

Romeinse archeologie in de klas

Ergens in de paasvakantie zag ik een item passeren op AVS over een Romeinse opgraving in Merendree. Dat interesseert me sowieso, maar ik vond het nog véél leuker toen ik zag dat de geïnterviewde archeoloog in kwestie een oud-leerling van ons was, een Griekje dan nog.

Maar Lucie, mijn collega Latijn en vooral Grieks, had dat ook gezien en was meteen in actie gekomen: ze had een mailtje gestuurd naar het bedrijf om Maartens gegevens te vragen en had dan ook Maarten de vraag gesteld of hij het zag zitten om op zijn oude school tijdens de lessen Latijn te komen spreken over die opgraving.

En Maarten, die twijfelde blijkbaar geen moment en zei onmiddellijk ja. Vandaag stond hij dan ook op school, bij de derdes van Sam en mijn tweedes, dus nog geeneens bij leerlingen van Lucie. En ja, hij deed dat bijzonder goed. De verlegen, stille leerling van bij ons was intussen een zelfzekere dertiger die het echt kon uitleggen met een passie. En vooral: hij had vanalles meegebracht, een aantal stukken die wel al door hen gecatalogeerd waren, maar die hij daarna naar de Technologiecampus van de UGent ging brengen om ze te laten behandelen door de afdeling chemie tegen oxidatie en ander bederf. Het doet ook gewoon raar om voorwerpen in uw handen te hebben die een Romein een kleine tweeduizend jaar geleden heeft vast gehad. Ik vond het helemaal de max en ging erin op als een kind in een snoepwinkel. Maar zo wijs, gewoonweg! En Maarten komt nog eens terug in mei voor de vierdes, de vijfdes en de eerstes van de vier uur. Echt serieus, zalige kerel intussen!

Ik schreef er het volgende over op de schoolwebsite:

Toen mevrouw Heymans, leraar Klassieke Talen, op AVS plots oud-leerling uit de richting Grieks-Latijn Maarten Praet hoorde praten over spectaculaire vondsten uit de Romeinse periode in Merendree, kon ze niet anders dan hem contacteren, toch?

Maarten stemde toe om op school te komen praten over die bewuste vondsten, voorzag een heuse powerpoint en had een hele resem voorwerpen mee. Hij legde uit wat Group Van Vooren precies doet, hoe een archeoloog te werk gaat en wat er zoal te vinden is daar in de vicus, de Romeinse wijk van Merendree. Daarnaast had hij een aantal interessante artefacten mee: onder andere een dakpan met de afdruk van een hondenpootje, maalstenen, potscherven met terra sigillata en vooral ook enkele van de 65 gevonden fibulae, Romeinse mantelspelden. Die laatste zijn zelfs nog niet gepubliceerd en gingen na de uitleg rechtstreeks naar de afdeling chemie van de Universiteit Gent om daar behandeld te worden tegen oxidatie. De leerlingen luisterden, keken toe, mochten de voorwerpen – de meeste toch – betasten en vonden het bijzonder interessant.

En het fijne? Maarten komt in mei nog even terug, want nu hebben enkel de tweedes en de derdes de uitleg gehad, en dan kunnen ook de andere jaren zijn uitleg horen. Nog eens bedankt, Maarten!

Alle foto’s van de activiteit kan u hier terugvinden in ons archief.

Inherent nieuwsgierig

Jongeren zijn inherent nieuwsgierig, dat werd me vandaag nog maar eens bewezen.

Op donderdag heb ik les in een lokaal van geschiedenis – na 30 jaar lesgeven heb ik nog steeds geen vast lokaal – en mijn jonge collega had een kaart open laten liggen op haar bureau: een kaart met alle locaties van concentratiekampen, uitroeiingskampen en speciale gevangenissen tijdens de tweede wereldoorlog.

Merel en Lieze die vlak aan dat bureau zitten, keken verwonderd naar wat die kaart precies was. Ik kwam erbij, keek even en gaf enkele woorden uitleg. En toen kwam er een aantal andere meisjes bij om te luisteren. En verbijsterd te kijken naar de hoeveelheid.

En toen spendeerde ik plots een kwartier van mijn les, omdat de anderen ook nieuwsgierig vroegen naar wat dat precies was, aan een uitleg rond de vernietigingskampen van de nazi’s. En wat de essentie was van de Endlösung. En hoe ik ooit in Praag gesproken had met een van de overlevers van Terezin, die haar hele familie had zien uitroeien en zelf overleefd had omdat ze in het kinderkoor van Terezin zat.

Ze waren muisstil en hingen aan mijn lippen. Omdat het geen leerstof was. Omdat het zo verschrikkelijk was. Omdat het, helaas, zo menselijk was. En omdat ze er zo weinig van afwisten.

Onze jeugd, daar is echt niets mis mee, geloof me. We moeten hen alleen leren wat ze moeten weten. En als dat een uitleg is in de les Latijn over het nazisme van tachtig jaar geleden, dan is dat zo. Daar kan geen leerplan tegenop.

Italiëreis nummer twee

Schreef ik in 2022 nog vol verwondering over het feit dat ik al een zoon had in het laatste jaar van het middelbaar, en dat die volgend jaar dus op ’t unief zou zitten, dan heb ik er nu zo twee.

Ik kan er niet altijd bij: mijn oudste is gewoonweg al twintig. Twintig! Hij groeit en bloeit en is zo ongelofelijk veel zelfbewuster geworden, heerlijk om te zien.

Maar nummer twee is dus nu diezelfde richting aan het opgaan. Was hij tot vorige jaren nog bijzonder speels en kinderlijk, dan is dat kindse er nu echt van af aan het gaan. Hij is groot, loopt nog altijd te zingen, is nog steeds maar zestien, maar zit dus ook in zijn laatste jaar. En is vannacht vertrokken naar Italië voor zijn eindejaarsreis.

En volgend jaar, volgend jaar heb ik er dan twee aan ’t unief. Eentje bij de burgerlijks, eentje bij de bio-ingenieurs. Nog geen idee hoe Kobe dat zal doen, hij heeft het moeilijk met studeren en zich concentreren, maar is het laatste jaar daarin al behoorlijk veranderd. Hij zal dus nog maar net 17 zijn wanneer hij aan ’t unief begint. Maar ik zal dus twee studenten hebben, twee quasi volwassen kinderen, met elk een eigen leven dat me beetje bij beetje ontglipt, zoals dat hoort.

Damn…

Slapen

Ik word oud, geloof ik. Enfin, weet ik wel zeker. Maar ik merk het nu ook aan mijn slaappatroon.

Ik ga standaard slapen ergens tussen elf en twaalf uur, en soms ook nog wel wat later ook. Omdat ik dit jaar geen enkele dag voor tien uur moet beginnen lesgeven, hoef ik me ’s morgens niet op te jagen. Ik sta standaard op om half acht, zodat ik dan Merel nog net kan uitzwaaien voor ze naar school vertrekt.

Maar daar zit het hem nu net: ik kan precies ook niet meer langer slapen dan dat. Echt uitslapen, zo tot een uur of tien, overkomt me nog zelden. Ook in het weekend ben ik dus wakker rond half acht. Dan lig ik meestal nog een uur of meer te lezen, lekker op ’t gemak. En ja, dat is dus ook het geval als ik weg ben geweest en nog een stuk later in mijn bed zit.

Ik heb dan misschien niet veel slaap nodig, maar uiteindelijk loop ik toch moe, ja. En dus zitten er ook af en toe middagdutjes in. Enfin, vooravonddutjes, zo rond een uur of vijf – half zes.

Het grappige is, dat ook Bart niet meer kan uitslapen. Maar hij is echt een ochtendmens, en hij staat dus veel vroeger op dan ik, maar gaat ook wel wat vroeger slapen, ja.

Is het dan effectief iets met de leeftijd? Geen idee, ik vind het wel grappig. Maar vermoeiend ook, ja.

Innerlijke discussies

Ik weet niet hoe het met u zit, maar blijkbaar is het niet zo dat iedereen altijd op voorhand al een innerlijke mogelijke discussie heeft.

Wat bedoel ik daarmee? Dat ik in een potentiële conflictsituatie altijd al een heel gesprek zit uit te denken, met alle mogelijke argumenten en doorgaans zelfs een stevige ruzie in mijn hoofd.

Ik geef een voorbeeld: ze zijn aan het werken op de Evergemsesteenweg hier vlakbij, en enkel plaatselijk verkeer mag door. Niet dat zich daar een kat iets van aantrekt, er rijdt een massa volk door. Altijd hoop ik dan dat er eindelijk eens politie staat die iedereen tegenhoudt en vraagt in welke zin ze plaatselijk zijn. En dat ik dan moet verklaren dat ik hier om de hoek woon en wel degelijk plaatselijk ben. Zal dat ooit nodig zijn, dat gesprek? Wellicht niet, de werken zijn al twee jaar bezig en ik ben nog nooit tegengehouden. Maar elke. Keer. Weer. Elke keer weer wanneer ik voorbij dat bord rij, zit ik me in mijn hoofd te verdedigen.

Dat is evenzo het geval wanneer ik iets moet vragen aan mijn directie en ik verwacht dat er een discussie zal zijn. Dan zit ik in mijn hoofd al alles te overdenken, dan zit dat te malen, voer ik heelder gesprekken en discussies en slaap ik daar niet van. En dan is het trouwens zelden zo dat het zo fout gaat, dat ik ook echt moet ruziemaken, en heb ik me meestal zorgen gemaakt voor niks.

Klinkt dat bekend? Is dat ook nog zo bij iemand anders? Of is dat alleen bij mij dat het nooit stilvalt in mijn hoofd?

Terugblik op 2023

Vorig jaar, in mijn terugblik van 2022, schreef ik dat het niet meteen een bijzonder jaar was geweest. Niet slecht, maar ook niet uitzonderlijk goed. Ik heb zo ongeveer hetzelfde gevoel bij 2023: niet uitmuntend maar zeker niet slecht, met fijne momenten maar niet wat ik meteen hoogte- of laagtepunten zou noemen.

Ik zette het jaar in op krukken en had me misrekend wat mijn revalidatieperiode zou zijn: ik ben geen 25 meer, en had dus ook nog de twee eerste weken van het schooljaar nodig om te bekomen. Maar Gwen nam me mee uit eten naar Mauro. Wolf reed me een aantal dagen later naar Roeland en Sarah voor de eerste nieuwjaarssessie, en Mireille en Arend pikten me op voor een namiddag en avond bij Stefaan en Lynn. We gingen ook in Ronse nieuwjaren, en met Gwen sprak ik af bij Boris en Maurice. Ik nam Bart mee naar Souvenir en ging kort wandelen met ons pa aan ’t sas. Philip trakteerde me op een dagje Deurne en ik nam Merel mee om te ontbijten.  Gwen en ik trokken naar Antwerpen voor een lezing en Bart nam me mee naar Boury.  Ik ging naar een lezing over Ovidius en nam Véronique mee naar het MSK. Gwen en ik gingen naar de Griek, met school ging het naar Rijsel, en ik dronk koffie bij Gwen in de tuin. Bart en ik trokken in de paasvakantie naar Lissabon voor een kleine week. Met de vijfdes ging het naar het Concertgebouw in Brugge, en er was een paasdiner met wandeling in Ronse. Onze tweedes gingen opnieuw naar Velzeke, Bart nodigde Gwen en Erik en mij uit in Rizoom, we gingen naar Fourchette, en Marne gaf een fijn lentefeest. Ik genoot van twee dagen Big Rivers in Dordrecht  en Gwen en ik gingen in de Gentse Feesten naar een zeer vreemd toneelstuk. Een paar dagen later zag ik haar in Oostende en daarna trokken Merel en ik voor twee dagen naar Dordrecht.  Er was de jaarlijkse Middelheimpicknick  en Bart en ik gingen eten bij Flynn’s. Ik liep een snikhete dag rond op de Caesarfeesten, we vierden Koens 50ste verjaardag in Meise, ik ging naar een concert hier in Gent, naar een lezing, en ik nam afscheid van Veek. Met Gwen ging ik eten in 125, met de familie in de Artichaud, ik deed nog eens van lezing, zelfs van online lezing, en we gingen naar Bar Bask. Het koor gaf een Ceciliafeest  en met Barbara en haar man gingen we naar Boo Raan. Gwen zag ik nog eens in Baptist en Bart en ik gingen eten in Kortrijk voor het goede doel. Liv werd ook dertien en een week later waren we er terug voor kerstdag. Eindigen deden we hier thuis met Gwen en Erik.

Fysiek liep het ook allemaal niet zo heel vlot. Zoals gezegd begon ik het jaar op krukken na mijn hielspooroperatie, waardoor ook mijn rug het opgaf. Ik raakte een tand kwijt wegens gewoon in twee gebroken en mijn voet wilde echt niet genezen zoals het moest. Ik verstuikte dan ook nog de andere, waarbij er wellicht zelfs een botsplinter afbrak, en kreeg nog eens corona, of de griep, geen idee.

Ook bij ons pa ging het fysiek niet voor de wind: de neuroloog was in februari positief, maar eind mei werd hij opgenomen in het ziekenhuis wegens blijvend overgeven. Het bleek uiteindelijk darmkanker te zijn, waar hij voor geopereerd werd.
Zelfs Merel moest onder het mes, voor twee weerspannige tanden. Ze kreeg ook acnémedicatie. Kobe liep een hersenschudding op, en bij Wolf werd nu ook officieel vastgesteld dat zijn ene been korter is dan het andere.

Qua huisvesting bewoog er wel een en ander, ja. Zo kwamen er eindelijk zonnepanelen op ons dak, en moest voor het eerst ook onze septische put geleegd worden omdat we met geurhinder zaten. Helaas, het bleek eerder een verstopte afvoerleiding te zijn. Bart kreeg een pizza-oventje, en we sukkelden gigantisch met onze elektriek. Niet één keer, niet twee, niet drie maar vier keer. We kochten een appartement dat nog moet gebouwd worden, waar ze dus aan begonnen, waar we keuken en badkamer voor moesten kiezen, deuren, vloeren, en ook alle mogelijke technische dingen.

Wat hobby’s betreft bleef alles zowat bij het oude. Ik kon weer naar het koor en we zongen zelfs Alexander’s Feast. Ik begon eindelijk ook weer in een nieuwe, gezapige maar heerlijke groep Call of Cthulhu met The Masks of Nyarlatothep. Er werd uitbundig gequizd, zowel in Merelbeke, Aalter, het herstartte SQ, nog eens in Aalter, en uiteindelijk in Destelbergen. Larpen stond op een redelijk laag pitje: een Aether mini, een hilarisch Omenweekend, dat was het zowat.

En er was het geocachen, natuurlijk. In het begin van het jaar viel dat dik tegen wegens de voet, maar gaandeweg trok zich dat weer op gang. Ik ging verder met ons pa in Lochristi, nog een keertje, zelfs op moederdag, de elfde keer. Ik ging met de fiets in Gent, met Véronique in Ronse, op mijn eentje rond het Damvalleimeer, met Merel in Dordrecht, in Desselgem, nog eens met Vero in Gavere, in Melle, zonder Véro in Gavere, met de fiets in Landegem, en eindelijk, nu hij weer thuis is, nog eens met ons pa in Lochristi, en nog eens. Ik ging uitwaaien op Linkeroever, tijdens de examens in Drongen en op een zeldzame droge dag nog eens in Kruisem.

Ook de kinderen hadden hun bezigheden en hobby’s: Merel speelde voor het eerst mee in tToneel op school en deed dat bijzonder graag. Ze kreeg ook een beugel, iets minder plezant dus. We gingen samen kijken naar de balletvoorstelling van Marie-Julie en ze gaf een blokfluitconcertje en een toonmoment. We deden van Smile Safari met Lieze erbij, gingen noodgedwongen shoppen voor nieuwe kleren, aten bij de Italiaan en ze ging viral met een handleiding voor het Taylor Swiftconcert.  We herschilderden haar bureau, gingen nog eens ontbijten en ze deed een hoogteparcours en een waterparcours met haar nichtjes.  We gingen nog eens eten, bij Baptist deze keer, vooraleer ze haar beugel ook echt kreeg. Shoppen was nog eens nodig, want ze ging op GWP naar zee. Ze werd dertien
Kobe speelde nog enkele keren fagot voor hij definitief stopte. Zijn focus ligt nu bij de scouts en het speelplein: hij volgde dan ook een monitorcursus en ging na zijn scoutskamp naar Zuid-Korea voor zijn jamboree, waar hij zestien werd. Hij gaat ook voor olympiades allerhande.
Wolf werd negentien (!), koos een nieuw kot uit, schreef zich in bij UGent Racing waar hij onder andere carbon fiber leerde maken, ging met mij mee naar Rammstein, haalde zijn rijbewijs, slaagde voor zijn eerste jaar burgerlijk ingenieur, en ging prompt bijles geven.

Bart en ik deden ook van cultuur: de Huiskamerkuren van Klaas Delrue, die van Rick De Leeuw en Jan Hautekiet, een avant-première van een film, Zaz op Gent Jazz, een weekje Berlijn, kunst in Watou, een betere kunstroute in Sint-Denijs, een klassiek concert in Zomergem, een schitterend toneelstuk samen met Gwen en Erik, met Merel naar het GUM, een concert van Brihang en vrienden,  en uiteindelijk een dagje Parijs voor Rothko en Vanfleteren.

Ik las al bij al 53 boeken met een gemiddelde van 410 pagina’s, zo een beetje mijn standaard tegenwoordig.

Maar vooral: Bart startte een nieuw bedrijf, Ikag.

Eigenlijk was het een redelijk vol jaar, als ik het zo bekijk. Nee, ik heb hier nog lang niet alles opgesomd, dat is ook niet de bedoeling. Maar het was vrij druk, ja: ik probeer alles mee te pikken waar ik de energie, de goesting en de rug voor heb, want die rug hangt als een zwaard van Damocles boven mijn leven, ja. Het kan elk moment gedaan zijn, ik kan elk moment in een rolstoel belanden. Tsja. Sic transit gloria mundi.

Op naar 2024!

Observatie

Een fijne collega postte een poëtische, doch rake observatie bij de examens van de leerlingen. Met zijn toestemming mocht ik dat hier ook delen.

Een poëtisch relaas als steun voor mijn leerlingen:
Woorden Worden geWogen
Als het gaat over Woke, Woede en Weyts
Vooruit betekent nu naar achter gaan
En maak maar eens steek
van al die Woede,
WereldWeyts
In december over boeken gebogen
En over uitlatingen
van experts
een zoute zin vol zoete zonden
end it, al een hele tijd
Kan beter, moet beter, zal beter worden?
alles op zijn tijd
Geef mij eerst maar een gewone Pisa
En laat me nog even klein
Want ook wij worden gewogen
We zullen gewoon dommer zijn

N. Brennan

Antigone in de Amazone

Wow. Simpelweg: wow. Het was lang geleden, maar dit toneelstuk heeft me van mijn sokken geblazen.

Toen Gwen en ik tijdens de Gentse Feesten naar een toneelstuk gingen in de NTG, zagen we er reclame voor All Greeks, een reeks van van zeven voorstellingen doorheen het seizoen, met een soortement stadsfestival in het voorjaar. Nog dezelfde avond probeerde ik voor ons vier abonnementen vast te krijgen, maar toen bleek één van de voorstellingen – in een kleinere zaal – al compleet uitverkocht. De dag nadien belde ik de ticketbalie en een fantastische jongedame wist alsnog de overblijvende voorstellingen te boeken én extra plaatsen vast te krijgen voor die laatste voorstelling. Oef.

Gisteren gingen we dus naar de eerste voorstelling: Antigone in de Amazone van Milo Rau. Wel, tegen het einde had ik tranen in mijn ogen. Echt. Een ongelofelijk goed stuk, meeslepend, ontroerend, een rauwe snaar rakend, en je kijkt geen enkele keer op je horloge.

Het is dan ook een huzarenstukje dat Rau voor elkaar heeft gekregen qua regie, qua organisatie. Je krijgt eigenlijk drie verhalen door elkaar: het klassieke verhaal van Antigone, compleet met Kreoon, Haimoon, Ismene, Polyneikes en Eteokles, en het feit dat Antigone ondanks het expliciete verbod toch haar broer gaat begraven, waarop ze zelf ter dood veroordeeld wordt. Maar daarnaast krijg je het verhaal van twee Vlaamse acteurs die naar Brazilië trekken om daar een cultuurschok te ondergaan en het stuk op poten proberen te zetten, compleet met corona-onderbreking en al.
En dan, dan is er het verhaal van de Braziliaanse Landlozenbeweging (MST) die een volledige staat hebben opgericht, Pará, waar de lokale politie in 1996 een bloedbad heeft aangericht. Rau gaat dat bloedbad naspelen met honderden lokale mensen, waaronder enkele van de overlevenden van 1996. Dit wordt gefilmd en verwerkt in het stuk, want veel van het stuk wordt gewoon geprojecteerd. Uiteindelijk staan er vier acteurs op scène: twee Brazilianen, twee Vlamingen. Er wordt gesproken in het Nederlands, het Engels en het Braziliaans, gelukkig met boventitels. Het verhaal van de Landlozen sluit eigenlijk naadloos aan bij Antigone, al lijkt dat op het eerste zicht niet zo. Maar het klopt. Het klopt gewoon, en ik krijg het niet uitgelegd. Geloof me, je moet het zien.

Geen idee of het nog opgevoerd wordt. Ik was in elk geval blij dat ik erbij was, en daar was de rest van ons kleine gezelschap het roerend mee eens.