Mijn favoriete Latijnse dichter is veruit Catullus. Zalige mens, zalige gedichten.
Odi et amo. Quare id faciam, fortasse requiris.
Nescio, sed fieri sentio, et excrucior.
Mijn alltime favorite, vraag maar aan mijn (geplaagde) leerlingetjes. Zo’n emoties in amper twee zinnetjes…
Ik haat en ik heb lief. Waarom ik dat doe, vraag je misschien.
Ik weet het niet, maar ik voel dat het zo is, en ik ga eraan kapot.
En dan een ander gedicht van hem, nog in de hoogdagen der liefde:
Carmen 5
Vivamus, mea Lesbia, atque amemus,
rumoresque senum severiorum
omnes unius aestimemus assis.
Soles occidere et redire possunt;
nobis cum semel occidit brevis lux,
nox est perpetua una dormienda.
Da mihi basia mille, deinde centum,
dein mille altera, dein secunda centum,
deinde usque altera mille, deinde centum.
Dein, cum milia multa fecerimus,
conturbabimus illa, ne sciamus,
aut ne quis malus invidere possit, cum
tantum sciat esse basiorum.
Een knappe vertaling van Paul Claes zou zijn:
Leven, Lesbia, is liefhebben
en geen rooie duit geven
om het knorren van ouwe heren.
De zon gaat uit, gaat aan.
Als ons licht is uitgedoofd
wacht ons de nacht – voorgoed.
Geef me duizend-en-één zoenen,
en duizend-en-een erbij,
en duizend-en-één tot slot.
En zo duizenden keren,
tot we de tel verliezen
en het getal vergeten,
zodat geen boze tong jaloers
kan zijn als hij te weten komt
hoeveel het er zijn geweest.