Mijn vierde verhaal in het kader van NaNoWriMo. De andere verhalen kan je lezen op Everything Is A Story.
Tinkelbel.
Voor hem hoefde het eigenlijk niet meer, dacht Edward. Hij zat hier nu al drie dagen aan een stuk op de Boekenbeurs, en het was hem kotsbeu. De uitgeverij had gedacht dat het een goeie reclame zou zijn voor zijn boek, mocht hij signeren. Zo zouden wellicht meer mensen geneigd zijn het boek te kopen. Niet dus. In principe had het wel een goed idee geleken, ja. Mensen wandelen rond, bekijken de boeken, en als de auteur daar dan toch zit, dan kunnen ze meteen het boek laten signeren wanneer ze het kopen. Alleen had die “wanneer” een “als” moeten zijn, dacht Edward wrang, met de cynische opmerkingsgave van een literaire has-been.
Ooit, ja, ooit had het storm gelopen voor zijn boeken. Enfin, voor toch een van zijn boeken. Waarom precies dat ene boek een schot in de roos was, wist hij niet. Tsja, als hij het had geweten, dan kon hij het herhalen. Zijn eerste twee boeken waren vrij onopgemerkt gebleven. Een klein publiek had zijn weg ernaartoe gevonden, en ook de critici waren gematigd lovend gebleken, maar dat was het wel zo’n beetje. Hij had er toen echt niet van kunnen leven, maar vond na zijn job als bibliothecaris nog wel wat tijd en vooral gusto om te schrijven. Een gezin had hij toch (nog) niet, en de kat was met een beetje aandacht al meer dan tevreden.
En toen kwam zijn derde boek. De uitgeverij had het niet speciaal gepromoot, maar gewoon zoals de vorige op de markt gegooid en naar verschillende recensenten gestuurd. En die bleken plots laaiend enthousiast. Lag het nu aan het slipstreameffect van Tolkiens trilogie Lord of the Rings? De verfilming van diens eerste boek was toen net uit, en alle fantasyboeken scoorden plotseling vrij goed. Zijn boek sprong er echter uit, vonden de critici. Origineel, verfrissend, in de traditionele fantasysetting maar met een twist, enfin, fantasy zoals die hoorde te zijn. Edward had niet geweten wat hem overkwam. Van de ene lovende recensie kwam de volgende, tot hij plots zichzelf in De Laatste Show zag zitten, een interview met zichzelf las in de Humo, en de Dag Allemaal aan de telefoon hing om details te weten over zijn liefdesleven. Die telefoon had Edward toen beleefd afgewimpeld, en daarna was hij even gaan zitten in de zetel. Stel je voor, zeg! Hij, een onnozele bibliothecaris met een passie voor fantasy, plots een succesauteur! De Dag Allemaal!
Hij had het wat over zich heen laten gaan, maar was apetrots telkens één van zijn boeken werd uitgeleend in de bibliotheek. Al had hij het daar nu soms moeilijk mee: konden die mensen dan niet gewoon het boek kopen? Hij voelde zich plots verwant met alle auteurs wier boeken bij hen in de rekken stonden, en die de mensen gewoon gratis konden komen uitlenen. Bizar eigenlijk, hij was daar al zijn hele leven zo’n voorvechter van geweest, maar nu het om zijn eigen portefeuille ging, vond hij dat toch helemaal iets anders.
Hij had er eigenlijk wel van genoten, van al die aandacht. Uiteraard speelden de mooie centen daar ook wel een rol in. Jammer genoeg soms een beetje té, zelfs. Hij was nooit echt een versierder geweest, maar had af en toe wel een vriendin. Nu zagen de vrouwen hem echter plotseling allemaal staan: hij was toch min of meer een bekend gezicht! Met één van zijn bewonderaarsters was het zelfs wat verder gegaan, en ze begonnen elkaar op regelmatige basis te zien. Ze was jong, knap, en wond hem zó om haar vinger. Alleen was hij er na een tijdje achter gekomen dat ze enkel op zijn geld uit was, helaas. Op een avond was ze net naar huis vertrokken, toen hij merkte dat ze haar GSM op tafel had laten liggen. Toen hij hem opzij wilde leggen, las hij per ongeluk het berichtje dat op het scherm stond, en waarop te lezen was: “Hoe ver zit je al met die loser? Heb je hem al iets kunnen aftroggelen?”
Edward mocht dan misschien wat naief zijn als het op vrouwen aankwam, hij was niet achterlijk uiteraard. Hij schreef haar een kort, bijtend mailtje, en liet haar telefoon achter aan de ontvangstbalie van de bibliotheek, waar ze hem kon komen oppikken. Sindsdien had hij niks meer van haar gehoord. Uit nieuwsgierigheid had hij haar wel nog eens gegoogled, maar haar naam was enkel opgedoken in een verslag van Van Zieghem Industries, waarbij vermeld stond dat ze ontslagen was wegens fraude. Edward had enig leedvermaak niet kunnen onderdrukken.
En nu was hij intussen vijf jaar verder, en opnieuw weggezonken in volslagen vergetelheid. Zijn nieuwe boeken, nochtans in dezelfde fantasystijl geschreven, verkochten voor geen meter, toch niet in het reguliere circuit. En dus zat hij hier nu op de Boekenbeurs op zijn vingers te draaien.
Ja hoor, er stond wel degelijk volk aan zijn tafeltje, en sommigen onder hen namen zijn boek ter hand en bladerden er even door. Meestal legden ze het echter snel terug op de stapel, om dan wat verder te schuiven richting de schrijver die een twintigtal meter verder zat te signeren. Edward kende hem wel: Benno Snijers, het meest recente wonderkind in de Vlaamse literatuur. ‘Kind’ was misschien wat overdreven: de man was een pak ouder dan Edward. Het was een beetje hetzelfde verhaal als hijzelf: ook een paar anonieme boeken, en dan plots een hit. Edward wenste de man meer succes toe dan hijzelf had gekend.
Plots werd hij opgeschrikt uit zijn gedagdroom. “Mijnheer Decloedt?” Voor hem stond een jonge vrouw, eigenlijk nog een meisje. Ze droeg een dikke bruine winterjas die openhing, en die een lange kleurige gebreide sjaal liet zien. De bijpassende muts had ze in haar grote tas gepropt, waaruit het dopje van een fles mineraalwater piepte. Blijkbaar regende het buiten, want de pijpen van haar jeans waren behoorlijk nat, en zo te zien was ze met de fiets gekomen. Haar springerige bruine haar had ze proberen bedwingen met een stevige elastiek, maar de fijne krulletjes gingen toch nog alle kanten uit. Twee grote, stralende bruine ogen keken hem onderzoekend aan. “Mijnheer Decloedt?”
Edward krabbelde recht uit zijn onderuitgezakte positie, streek met zijn hand door zijn haar, en greep met de andere een pen. “Wat kan ik voor u doen, juffrouw?” Semiverlegen haalde ze een beduimeld, duidelijk veel gelezen exemplaar van zijn succesboek boven, en vroeg of hij er soms iets in wilde schrijven. “Mijn naam is Isabelle”, zei ze, “en ik ben een ongelofelijke fan van uw werk.” Ze sloeg even haar ogen neer, en werd lichtjes rood. “Ik durfde uw andere boeken niet mee te brengen, omdat ik dacht dat u het wel druk ging hebben. Niet dus.” Er klonk een lichte geamuseerdheid in haar stem, en Edward kon haar de opmerking niet kwalijk nemen. Hij lachte. “Tsja, de stormloop zal wellicht nog voor straks zijn, ze moeten de nadarhekken nog komen plaatsen.” Zijn woorden deden haar nog meer blozen, maar ze keek hem nu voluit aan, met twinkelende ogen. “Ik zou ook graag uw nieuwe boek kopen, mijnheer Decloedt. Zodra ik hoorde dat u hier ging signeren, besloot ik om te wachten en het hier uit uw eigen handen aan te nemen.” Man, dat gaf een goed gevoel, dacht Edward. “Noem me gerust Edward hoor, juffrouw.” Haar lach klaterde. “Alleen als jij me dan ook Isabelle noemt.” “Alleen als je dan met mij een kop koffie gaat drinken. Ik zit hier al eeuwen met mijn duimen te draaien, ik zet wel een bordje dat ik over een half uurtje terug ben. Je weet wel, voor die stormloop straks.”
Ze lachte, alweer, en even later zaten ze samen in de ongezellige cafetaria koffie te drinken, en te kletsen, alsof ze elkaar al jaren kenden.
Isabelle vertelde honderduit hoe ze dank zij zijn boeken zich verdiept had in de fantasywereld, hoe ze Tolkien was beginnen lezen, en via fora in contact was gekomen met de larpwereld. Toen ze zijn wenkbrauwen verbaasd in de hoogte zag gaan bij die opmerking, verduidelijkte ze even. Larp stond voor Live Action Role Playing, en met enig gevoel voor zelfrelativering vertelde dat ze dan met een hoop gelijkgestemde zotten een gans weekend in een bos rondhing, verbonden sloot met elfen, orken ging jagen, duistere rituelen uitvoerde om draken op te roepen, booswichten bekampte, en zich te pletter amuseerde.
Edward luisterde met genoegen, en liet zich betoveren door haar warme, licht hese stem. Het was lang geleden dat hij nog zo had genoten van menselijk gezelschap, en het maakte meteen zijn hele geflopte beurs goed. Plots keek ze echter op haar horloge. “Oeps! Tot zover jouw halfuurtje! Euhm, eigenlijk moet ik er wel vandoor, ik heb nog met een vriendin afgesproken.” Toen hij wilde protesteren, vervolgde ze: “Moet jij trouwens niet de hordes fans gaan trotseren, voor je uitgeverij lastig begint te doen?” Frank was ze wel, Isabelle. Ze nam haar tas, plukte haar jas van haar stoel, bedankte hem voor de leuke namiddag en de handtekening in haar boeken, gaf hem – na enige aarzeling – een kus op zijn wang, en verdween. Terwijl hij haar bedremmeld als een schooljongetje nakeek – hij had nauwelijks nog iets gezegd toen ze aankondigde dat ze weg moest – draaide ze zich om. “Ik zie je toch wel over drie weken op FACTS, zeker? Dan kom ik je opzoeken, en drinken we samen nog een koffie!” En weg was ze.
Zodra hij thuiskwam, zocht Edward koortsachtig op internet waarvoor FACTS precies stond. Juist ja, die alternatieve beurs voor comics en fantasy en Star Wars en dat soort dingen. Ten tijde van zijn succes was hij uitgenodigd om op die beurs te komen signeren, maar zijn uitgeverij had dat toen geen goed idee gevonden. Hij was populair in brede literaire kringen, waarom dan zijn energie verspelen op zo’n nichegedoe? Blijkbaar had de uitgeverij door die uitspraak op nogal wat zere tenen getrapt, want hij was nooit meer uitgenodigd. Om eerlijk te zijn was hij zelfs het bestaan ervan een beetje vergeten.
Hij stuurde dadelijk een mailtje naar het adres dat vermeld stond op de site, en bood aan om te komen signeren op de tweedaagse beurs. Hopelijk had hij niet te gretig geklonken, dacht hij achteraf. Die nacht had hij er zelfs slecht van geslapen, en steeds weer doken er vrolijke bruine krulletjes op in zijn onrustige dromen.
Twee dagen later liet de organisatie weten dat ze hem een tafeltje ter beschikking zouden stellen in de schrijvershoek, en dat ze vereerd waren dat hij wilde komen, zo op het laatste nippertje. Edwards hart maakte een sprongetje. Yes!
Fluitend fietste hij die dag naar de bibliotheek, en had zin om elke bezoeker een zoen op het voorhoofd te geven. Nog een dikke twee weken, en hij zou haar weer zien, zijn elfje, zijn toverkol, zijn Tinkelbel. Of was het toch Isabelle?