Bart vroeg me eerder deze week of ik meeging naar Sint-Denijs-City. Huh? Wuk?
Sint-Denijs blijkt een dorpje – gehucht? – te zijn onder Kortrijk, deelgemeente van Zwevegem, dat voor het eerst een heuse kunstroute organiseert onder de ironische naam Sint-Denijs-City. Denk Watou, maar dan zonder de poëzie, het dédain en vooral langs trage wegen. En eerlijk? Dit vond ik een pak beter dan Watou.
We twijfelden even of we de fietsen zouden nemen, maar de route is een goeie vier kilometer lang en heeft twee zomerbars, wat me wel ging lukken dus. Best dat we de fiets niet genomen hebben, want soms loop je echt langs smalle wegeltjes dwars door de velden, en ja, het was er behoorlijk druk, zodat fietsen toch niet gelukt zou zijn.
Ook de kunstenaars die ze konden strikken, zijn niet min: onder andere Koen Van Mechelen. Was alle kunst van hetzelfde degelijke niveau? Nee, natuurlijk niet, maar dat verwachtten we ook niet. We waren dan ook echt aangenaam verrast. Oordeel gerust zelf:
Het is bovendien amper 10 euro, en de hoeve Ten Rooden Duifhuize heeft meer dan voldoende parking.
Met andere woorden: nog tot 24 september heb je geen excuus meer om niet te gaan kijken. Gewoon doen.
Mooi weer + vrije zondag = dagje Watou. Vorig jaar hadden we er nog een weekendje van gemaakt, met twee overnachtingen in Poperinge. Dat hoefde nu ook weer niet, maar een dagje Watou was wel een van de dingen die ik op de planning staan had.
Bart zorgde dat de kinderen eten hadden ’s middags, en tegen elven vertrokken we richting de West-Vlaanders, meer bepaald kasteel De Lovie. Dat is zo’n vijf kilometer van Watou-centrum, maar daar is dus blijkbaar ook altijd een deel van de tentoonstelling. In plaats van in Watou te parkeren, daar alles te doen, naar de Lovie te fietsen en dan nog moeten terugkeren, had Bart dus het lumineuze idee om te beginnen met die fijne fietstocht doorheen het Poperingse platteland. Tegen kwart voor één waren we in Watou centrum, haalden we onze tickets en gingen we eerst iets eten, netjes in de schaduw.
Daarna deden we het parcours in Watou, maar… laat ons stellend dat we niet meteen onder de indruk waren, en dat is zachtjes uitgedrukt, noch van de kunstwerken, noch van de poëzie.
Eén werk sprong eruit, maar dat pakte echt niet op beeld, en ook het begeleidende gedicht was niet mis.
En toen fietsten we terug naar de Lovie, waar om 17.00 uur een voorstelling zou zijn, maar voor Bart hoefde het echt niet meer. We zijn zelfs de Lovie niet binnengegaan, want dat ging toch meer van hetzelfde zijn.
We hebben ons dan maar eventjes geïnstalleerd in de zomerbar aan de vijver, en ik ben nog een paar caches op het domein gaan bekijken, terwijl Bart rustig op een bankje zat.
Watou 2023? Niet bepaald een aanrader. Volgend jaar beter.
Ik wilde graag nog eens buitenshuis ontbijten en had in de Spreegold, waar we de vorige keer waren, pancakes op het menu gezien. We liepen eerst nog even de straat af op zoek naar iets anders, maar blijkbaar gaat alles op zaterdag wat later open. Bon, twintig voor tien zaten we neer, een paar minuten voor tien kregen we ons ontbijt, en eigenlijk moesten we om tien uur op de fiets zitten. Juist ja. De pancakes zagen er overigens zalig uit, maar waren niet te vreten: de pancakes zelf waren eerder brood dan pannenkoeken en de kersen waren van die ingemaakte, superzoete brol. Ugh, ik heb de helft laten liggen en ze zijn de rest van de dag op mijn maag blijven liggen. Bart zijn ontbijt had dat weer een enorm hipstergehalte…
Soit, we zaten dus niet om tien uur op de fiets, maar nogal wat later, wat maakte dat we aan een hels tempo de 8 kilometer – met een hoop rode lichten – richting Hohenschönhausen hebben gefietst, want daar hadden we een tijdsslot geboekt om 10.40 uur.
Hohenschönhause, dat is de Stasigefängnis, en man, daar was ik eventjes niet goed van. Berlijn, dat associeer je doorgaans met de tweede wereldoorlog en met de Berlijnse Muur, maar het verhaal dat daarachter zit… De Stasi is het inlichtingenapparaat, de geheime spionagedienst van de DDR. Aangezien tegen de bouw van de Muur in 1961 al een vijfde van de bevolking van de DDR was weggelopen, bleek voor hen niet de conclusie te zijn dat het systeem moest veranderen, maar dat ze de mensen moesten opsluiten zodat ze niet meer kònden weglopen. Ergo: de Muur, op 13 augustus 1961. Maar tegen dan zat deze gevangenis al de hele tijd vol. Na de Wereldoorlog zaten daar oorlogsmisdadigers van wie ze inlichtingen wilden. Mensen spreken niet zomaar, en dus werd er gefolterd. Eerst fysiek, daarna vooral psychologisch. De gevangenis was ook ondergronds en staatsgeheim.
Zie je de deuropening hierboven? Dat was een cel. Nee, niet de ruimte erna, de deuropening op zich. Ze is ongeveer 1.65 meter hoog – ik paste er net in – en net breed en wijd genoeg om in recht te staan. Zodra je ook maar ietsje groter bent, sta je helemaal gekromd. Na vijf minuten begint je lichaam al te protesteren, na twintig minuten doet alles pijn. Soms lieten ze mensen hier drie volle dagen in staan: je ondertekent elke, maar dan ook elke bekentenis om nooit terug te moeten.
Zo was er ook een volledig verduisterde, ronde gecapitonneerde ruimte: de “relaxruimte”. Dolgedraaide psychiatrische patiënten moeten daar soms in om te kalmeren, maximaal anderhalf uur. De Stasi sloot er mensen soms enkele dagen in op, in de complete duisternis, complete stilte – je hoort enkel je eigen hartslag – in een dwangbuis, zodat je in je eigen excrementen in slaap valt, alles brandt, je geen hoekje hebt om in te schuilen… Mensen die het psychisch overleefden – fysiek was je immers nog compleet in orde – konden nooit meer in een afgesloten ruimte terecht, konden niet aan het werk, konden eigenlijk niet meer functioneren.
De meesten werden gewoon opgesloten in een groepscel, met 30 tegelijk in een kleine kamer, met het verbod om te gaan liggen tussen 5.00 uur en 21.00 uur. Ze stonden geprangd tegen elkaar, het licht bleef altijd aan, en zodra het 21.00 uur werd en ze eindelijk mochten gaan zitten of liggen, werden ze uit de cel gehaald en de hele nacht ondervraagd, tot, jawel, 5.00 uur. Slaapdeprivatie, het blijkt een van de meest efficiënte foltermethodes te zijn. Dat, en honger natuurlijk.
Later kwamen er mooiere, bovengrondse cellen voor de “spionnen van het Westen”. Een op vijf burgers was een verklikker voor de Stasi, niemand voelde zich veilig. Een meisje van 15 tekende een glimlach op een poster van Stalin en werd prompt anderhalf jaar opgesloten. De cellen zagen er beter uit, er was voldoende voedsel, ze konden zich soms douchen.
Maar ook hier speelde slaapdeprivatie een grote rol: je mocht alleen ’s nachts gaan liggen, met je armen strak naast je lichaam en je hoofd in een schuine hoek gericht naar de deur, en het licht bleef altijd aan. Zodra je – in slaap gevallen – een andere houding had aangenomen, werd je – en meteen de hele gang – wakker geblaft door de bewakers. En de ondervragingen werden intussen uitgevoerd door hooggeschoolde psychologen. Juist ja.
Op het einde vertelde de jonge gids ons dat, om Duitsland opnieuw verenigd te krijgen, de DDR had bedongen dat niemand die niets illegaals had gedaan onder het vorige regime, daarvoor kon gestraft worden. Ergo: een van de ondervragers woont nog steeds om de hoek van de gevangenis en passeert alle dagen met zijn hond. Hij ontvangt een ruim pensioen. Of zoals de bondskanselier het verwoordde: “We lossen het biologisch op”. En dat, dat zorgt blijkbaar nog steeds voor grote wrijving in het voormalige Oost-Duitsland.
En ja, toen de gids ons vroeg om niet te applaudisseren op het einde van zijn rondleiding omdat dit eigenlijk een herdenkingsmonument is voor de talloze mensen die er gestorven zijn, dat hij liever had dat we sereen zouden blijven als teken van respect, toen kreeg ik even tranen in mijn ogen, ja.
Damn.
Op een gemoedelijk tempo fietsten we in de motregen richting het Stasimuseum dat mooi aansloot bij onze voormiddag. Gelukkig stopte het met regenen zodat we in the middle of nowhere op het terras van een klein Italiaantje konden eten. Zijn Speisekarte was op zijn minst opmerkelijk. Kijk maar even.
Ik liep nog even wat verder naar een zwembad uit 1920 dat helaas gesloten is en wacht op renovatie. Wat een gebouw!
Het Stasimuseum zelf was een pak minder indrukwekkend na onze voormiddag omdat we daar al zowat alles hadden gehoord. Dit waren de feiten, de foto’s, de archieven, de oude bureaus – Bart en ik maakten allebei de opmerking dat dit evengoed bureaus zouden kunnen zijn van de Post, of de NMBS of zo – en vooral de afrekening met wat er gebeurd is, vaak met naam en toenaam.
We hadden het toen wel wat gehad met dat loodzware verleden en waren toe aan iets vrolijkers: het Computerspelletjesmuseum op de Karl Marx Allee, een zalige boulevard. In het museum zelf zijn we niet lang binnen geweest: veels en veels te druk, pokkewarm, maar wel een trip down memory lane…
Enfin, we fietsten naar huis, gingen de laders halen en brachten de fietsen binnen. Tsja, ze zijn niet open op zondag, anders hadden we de fietsen graag nog een dagje gehouden.
Maar een ijsje aan de Fernsehturm maakte wel een en ander goed. We wandelden nog even verder naar een immens shoppingcenter – denk Wijnegem maal twee of zo – en vonden daar een cadeautje – of twee of drie – voor Merel. Oef.
En toen was plots mijn pijp uit. Bart ging nog boodschappen doen terwijl ik even bleef zitten op een muurtje in de buurt.
Gelukkig hielp het wel van even te liggen en een boterhammetje te eten, zodat we tegen half acht naar het einde van de straat wandelden. Die ochtend had Bart in onze zoektocht naar een ontbijtgelegenheid een poster van Metropolis opgemerkt aan een cinemazaal aldaar. Kino Babylon is blijkbaar meer dan 100 jaar oud, de zaal is nog in authentieke staat met projectiescherm, bühne, orkestbak, platte publiekszaal met originele stoelen – auw – en zelfs een in 2019 volledig gerestaureerd cinema-orgel. Het is dan ook volledig gericht op de stomme film, met een eigen volwaardig orkest. Niet dat er geen andere films vertoond worden, de projector is hedendaags, maar het is toch wel iets unieks.
En dus zaten Bart en ik om half acht in een kleine loge van een veel te warme cinemazaal te kijken naar Metropolis met een fantastisch live-orkest. De film duurt 2.5 uur, en thuis hadden we wellicht weggezapt omdat het een hele trage film is. Maar hier, mede door de muziek, werkt het hypnotiserend en ik vond het magistraal. Een unicum, da’s zeker, en een buitenkans.
Een beetje oververhit, maar wel helemaal in extase gingen we slapen. Oef.
Het leven moet voorwaarts geleefd worden, maar kan alleen achterwaarts begrepen worden — Kierkegaard
Net als de titel, is deze voorstelling een palindroom. Je kan ze van voor naar achter en van achter naar voor bekijken. Want sommige mensen geloven in onze vooruitgang, terwijl anderen net het omgekeerde geloven. Sommigen zeggen dat de wereld naar de kloten gaat, anderen vinden hen doemdenkers.
Wie er ook gelijk heeft, in onze onophoudelijke vooruitgang, hebben we de wereld waarin we leven voorgoed veranderd. Zijn onze acties onomkeerbaar of kunnen we ze nog ongedaan maken? Deze voorstelling toont een visuele metafoor voor dit cruciale moment in onze toekomstige geschiedenis. Het volgt de mensheid op weg naar zijn ondergang of redding.
Are we not drawn onward to new era won in 2019 de Fringe First Award en was genomineerd voor de Total Theatre Award in Edinburgh.
Dit is er wat er over deze voorstelling in het NTG te vinden is op de website. Knack schreef een lovende recensie: “”Dit is een van de allermooiste voorstellingen die Ontroerend Goed ooit ma..akte, op de grens tussen beeldende kunst en theater, poëzie en politiek.” “…, wonderlijk statement over hoe we onszelf en onze wereld dreigen te vernietigen.”
Vandaar dat Gwen me uitnodigde om vandaag naar deze voorstelling te kijken.
Euh… (spoiler alert, als je deze voorstelling zelf nog zou willen zien en liever niet op voorhand wil weten wat je moet verwachten)
We zijn allebei tot de constatatie gekomen dat we echt wel van teksttheater houden, en dat dit niet echt ons ding was. Meer nog: de eerste vijftien minuten zat ik me oprecht af te vragen wat ik daar zat te doen en naar wat ik in hemelsnaam aan het kijken was. Gwen zei me dat ze dat ook had, meer nog: ze was op een bepaald moment zelfs in slaap gevallen.
Het begint ook zeer bizar: een vrouw ligt te slapen, wordt wakker, er komt een man bij, die plukt een appel van een boompje dat daar staat en begint die op te eten. Dan komt er vanonder het gordijn een ballon tevoorschijn, gevolgd door een man. Een oudere man, in korte broek, met een ballon. Enzovoort.
Als er uiteindelijk gesproken wordt, blijkt het onverstaanbaar te zijn. Ik dacht eerst dat het Fins was, maar na verloop van tijd viel mijn euro dat het achterstevoren Engels was. Ieros is dan Sorry, enzoverder. Niet dat dat het begrijpelijker maakte, maar bon. Beetje bij beetje heb je dan eigenlijk door dat het hele stuk achterstevoren wordt gespeeld: soms lopen de acteurs achteruit, ze voeren onbegrijpelijke gebaren uit, het arme boompje wordt volledig in stukken gescheurd, de pot verbrijzeld, er dalen plastiekzakken uit de hemel die de acteurs dan verder verspreiden en ze steken een beeld in elkaar dat ze dan oprichten.
Juist ja.
En dan komt een van de actrices uitleg geven: dat we onze wereld naar de kloten helpen en dat we allemaal denken dat het onmogelijk is om het ongedaan te maken. Maar is dat zo? Kunnen we niet alles verhelpen? En dan wordt de (eerder) opgenomen voorstelling achterstevoren afgespeeld op een projectiescherm dat de hele bühne bedekt, en vallen alle stukjes op hun plaats. De acteurs komen in een vernielde wereld terecht, breken het beeld af, ruimen de plastiekzakken op, bouwen zelfs het boompje opnieuw op, ‘spuwen’ de opgegeten appel weer uit en hangen die terug. Als ecologisch statement kan het wel tellen.
Ja, heel veel van de bewegingen hebben nu wel zin en het levert enkele prachtige, poëtische beelden uit. Maar de – nauwelijks verstaanbare en daarom ook geprojecteerde – tekst is allesbehalve poëtisch, dat had echt zo veel beter gekund.
Ik had het gevoel dat ik naar een gimmick zat te kijken, en Gwen snapte het zelfs helemaal niet, ik moest het haar uitleggen. Ook rondom ons hoorde ik verschillende mensen zeggen dat ze het totaal niet begrepen hadden. Moesten we het eerste deel nu opnieuw zien, zou wel een en ander duidelijker worden.
Vond ik het goed? Eigenlijk niet, nee, wat de recensenten ook mogen zeggen. Was het bij momenten intrigerend, fascinerend? Jazeker. Maar dat vind ik over een filmpje van vechtende herten ook…
Dat Bart nogal wat mensen kent, is een understatement. Af en toe komt hij dan ook thuis met boeken die iemand die hij kent geschreven heeft. Of in dit geval: getekend.
Intussen ken ik die mens ook een klein beetje: Henk Willems werkt namelijk voor de Artevelde Hogeschool en leidt er vanaf volgend jaar de School of Branding, die ook het logo en merk van onze school onder handen zal nemen.
Ik kreeg het kinderboek Wips dus in mijn handen gestopt, en man, wat een prachtig boek is dat!
Wips is een whippet, een kleine windhond die verschillende mensen tegenkomt, telkens mooi beschreven en dus voorzien van een prachtige, quasi monochrome tekening. Ideaal, zo lijkt me, voor een kort verhaaltje voor het slapengaan per dag.
Voor wie al graag eens een kinderboek cadeau doet: een aanrader!
Het was een vreemde dag vandaag: eerst enkele mondelinge examens – waarvan ik het uur verkeerd had genoteerd, zodat ik ei zo na te laat was – en dan nog niet-behandelde tekst tot 13.15 uur. Mijn rug vond het absoluut niet fijn, maar bon.
Tegen zes uur stonden Merel en ik dan aan de Poel voor een toonmoment van de blokfluitklassen en het blokfluitconsort, samen met een viola da gamba en de onvermijdelijke klavecimbel.
We zijn enkel voor deel één gebleven, tot kwart voor zeven, omdat de rug het echt niet uithield. We waren nochtans met de fiets en doorgaans helpt fietsen wel, maar deze keer was het er precies over, zodat ik thuis gewoon onmiddellijk gaan liggen ben, zonder te eten. Meh.
Ik geef het toe: het was niet met volle goesting dat ik aan Lolita begon: ik kende het boek op zich niet, maar wel de premisse, namelijk dat van een pedofiel die zich vergrijpt aan een meisje van 12.
Wat ik niet had verwacht, was een in se humoristisch boek dat net met die humor de tragiek en het schrijnende van het verhaal draaglijk houdt. Nabokov schrijft in de eerste persoon, over een man van rond de 40, Humbert Humbert, die als Europeaan naar Amerika is gekomen, altijd al droomde over wat hij noemt nymphets – jonge meisjes tussen 10 en 14 die dat ongrijpbare iets uitstralen – en die dan op Lolita botst. Ze is de dochter van zijn huisbazin, waar hij een kamer huurt. Hij is op slag verliefd en ronduit geobsedeerd door deze Dolores Haze en trouwt zelfs na twee maanden met de moeder om dicht bij het meisje te kunnen zijn. Wanneer die moeder dan in een stom accident sterft, heeft hij vrij spel. Hij trekt met Lolita de Verenigde Staten rond, van hotel naar motel, een jaar lang, met haar als zijn seksslaafje. Al komt dat eerst niet zo echt tot uiting, beetje bij beetje wordt duidelijk dat hij haar gewoon chanteert met mooie kleren, maar ook met geld voor elke keer dat ze seks hebben. En dat blijkt vaak te zijn, heel vaak.
Uiteindelijk vestigen ze zich in een klein stadje waar zij naar school kan, maar wanneer hij merkt dat ze iemand anders zou kunnen hebben, gaan ze weer op weg. En dan kan zij ontsnappen, tot zijn grote paniek en wanhoop. Hij blijft haar zoeken, met desastreuze gevolgen.
Nabokov schrijft met zeer veel humor en zelfrelativering. Je wordt meer en meer ontzet naarmate duidelijker wordt wat hij allemaal met Lolita uitspookt, maar het bloemrijke taalgebruik – doorspekt met Frans – en de humor doen je eerst meeleven met het personage. Pas naarmate zijn wanhoop en obsessie hem verder drijft, slaagt de humor er niet langer in het schrijnende en ontzettende van de situatie te camoufleren.
Heb ik het graag gelezen? Hmm. Het is een hard verhaal dat je niet even snel voor het plezier leest. Maar het is verdomd goed geschreven, en het is terecht een klassieker. Ik zou het wel aanraden, ja.
Deze namiddag had Merel een toonmoment voor haar samenspel, en ik kan niet zeggen dat ik onder de indruk was, om eerlijk te zijn. Ik weet het, het is haar eerste jaar, maar dan nog…
We moesten daar tegen half drie zijn en zaten in een snikheet lokaal, samen met tal van andere muzikanten en hun ouders en/of supporters. De bedoeling was dat Merel eerst ging spelen, dat we tegen een uur of drie weer buiten waren, dat we dan samen in ’t stad een ijsje gingen eten, eventueel een terrasje doen, en vooral een nieuwe jeansbroek gingen zoeken. Tegen vijf uur had ze dan muzieklab, en dan zou ik zoals gewoonlijk in de Labath zitten, tot ze klaar was, om dat samen terug te fietsen.
Hmm.
Blijkbaar had de pianiste van het groepje geen zin om af te komen en had ze ook geen zin om iets te laten weten, zodat we daar zaten te koekeloeren. Uiteindelijk heeft de juf Merel om half vier laten spelen, zonder pianobegeleiding dan maar. En dat viel dus tegen: Merel op blokfluit, een wat oudere cursiste op viool en de lerares op viool speelden unisono hetzelfde stuk. Euh? Dat noem ik niet meteen samenspel, er zijn toch stukken genoeg te vinden voor diverse gelijke stemmen, dacht ik zo?
Bon, tegen vier uur waren we buiten, met dus nog een klein uur voor een ijsje en een jeans. Dat ijsje viel mee, de jeans viel tegen: we vonden de ideale pasvorm voor Merels toch al vrij vrouwelijke vormen, alleen een maat te groot. En online was er ook niks meer te vinden 🙁 Maar we weten nu in elk geval dat het kan, een wide leg jeans op haar maat.