Lectuur: Binge reading: “The Dresden Files” van Jim Butcher
Na de moeilijke “Odyssey” wilde ik iets dat een pak luchtiger was, en daarvoor heb ik natuurlijk mijn SciFi en Fantasy leeslijstjes verzameld.
Ik dacht: ik gooi me op iets lekker luchtigs, de Dresden Files van Jim Butcher. Wel, ik heb het me nog niet beklaagd. Of nee, ik heb het me eigenlijk al wél beklaagd, in die zin dat ik deze vakantie eigenlijk niks anders gedaan heb dan lezen.
Als in: 7 boeken van elk zo’n 500 pagina’s. Ik bedoel maar: als ik lees, lees ik. Tv hoeft voor mij ook niet, dit is echt binge reading: het ene boek is uit, en ik open meteen het volgende. Makkelijk, natuurlijk, als je een e-reader hebt.
En hoe zit het nu met die Dresden Files? Wel, het hoofdpersonage is een privé detective in min of meer hedendaags Chicago. Eentje met een donker gevoel voor humor en ongelofelijk veel nerd referenties naar uiteraard Star Wars, maar evengoed Alien, Pratchett, Star Trek, Wizard of Oz, noem maar op. Oh, en vooral: hij is een tovenaar, die dus ook verzeild raakt in de buitenwereldse politiek van feeën, aartsengelen, duivels, demonen, noem maar op.
De humor is sarcastisch maar ook bijzonder juveniel bij momenten en doet me heel erg denken aan de tv-reeks Castle. De eerste drie boeken merk je dat de schrijver nog op gang komt en nog aan zijn wereld bezig is, daarna komt het pas goed en wel op dreef, met uiteraard een thema per boek, maar ook vooral de ontwikkeling van de wereld én een overkoepelende plotlijn. En ja, elk beest dat hij moet verslaan is groter dan het vorige, maar ergens lijkt het ook allemaal heel erg plausibel. Allez ja, voor zover dat in fantasy mogelijk is.
Een aanrader? Wat denk je, als ik zeven boeken op quasi evenveel dagen heb gelezen? En ik niet kan wachten op de volgende? Ik ben nog even zoet, er zijn er minstens al 15. Verwacht geen diepgaande filosofieën – alhoewel, soms durft de schrijver al eens diep gaan – maar vooral pulpy actie, perfect verfilmbaar, met veel explosies, schade, gehavende lijven, en een vleugje seks. En vooral heel vlot geschreven. Ideale vakantielectuur, zo lijkt me.
Muziek voor Artsen zonder Grenzen: adembenemend.
Bart weet dat hij me áltijd een plezier doet door me mee te vragen naar iets cultureels. Als het dan nog combineert met een goed doel dat ik genegen ben – lees: maandelijks voor stort – dan is dat helemaal mooi meegenomen.
En dus bevonden we ons vanavond, samen met een aantal andere mensen van Wijs, in Antwerpen in de AMUZ. De locatie is prachtig: een vroegere kerk, volledig gerestaureerd en ingericht als concertzaal. Mooi, echt!
En dan was er nog het concert op zich. Ik wist niet goed wat ik moest verwachten: pianist Lucas Blondeel zou ons een avond Debussy brengen, maar dan wel gecombineerd met beelden van Toon Leën. Hmm?
Wel, om eerlijk te zijn: ik ben van mijn sokken geblazen. Debussy is nu niet meteen de meest toegankelijke muziek, zeker niet voor een avondvullend programma, maar de setting – een vleugel op een podium in het donker – gecombineerd met de soms hypnotische projecties was ronduit betoverend. Blondeel gaf af en toe uitleg bij de muziek en bij Debussy, maar vooral Leën gaf eigenlijk een korte cursus kunstgeschiedenis, maar dan wel de kunst waardoor Debussy zich liet inspireren. Geen enkel moment kwam het echter als “les” over, het was eerder een soortement lezing, maar dan wel heel erg goed gebracht, waarna je je moest laten overspoelen door de muziek en de beelden.
Ik heb verschillende keren kippenvel gekregen, en bij momenten betrapte ik er mezelf op dat ik gewoon was vergeten ademen. Ik kijk nu overigens met andere ogen naar Japanse prentenkunst.
Samengevat: geen idee of dit nog ergens ten lande wordt gebracht, maar als dat zo is: rep u ernaar toe. En vooral: vergeet niet me uit te nodigen, want ik wil dit nog eens zien.
365 – 09 maart 2019 – AMUZ
“An Odyssey: a father, a son, and an epic” van Daniël Mendelsohn
Dit boek was me van verschillende kanten aangeraden: zowel een inleiding op de Odyssea van Homeros, als een heel mooie beschrijving van hoe een zoon omgaat met zijn ouder wordende, moeilijke vader.
Tsja…
Ik weet dat het boek verschillende prijzen heeft gewonnen, maar mij kon het helaas niet raken. Jawel, op sommige momenten was ik effectief wel ontroerd, en ik heb ook wel een paar nieuwe inzichten opgedaan over de Odyssea – ik moet die dringend opnieuw lezen – maar over het geheel?
Nah.
Ja, het is goed geschreven, maar het is me te langdradig, en dat wil al iets zeggen, als je weet hoeveel boeken ik verslind, en welke standaard langdradig bevonden kleppers daartussen zitten. Ik ben er dan ook de hele maand februari mee bezig geweest, enkel in mijn bed ’s avonds, en ik viel prompt in slaap. De stukken over de Odyssea vond ik eigenlijk ook te… belerend, voor een roman. Interessant, ja, maar ik zou dat veel liever in een apart boek bekeken hebben. De combinatie van het professorale en de memoires lag me niet zo. Of zoals Bart het zei, toen hij me hoorde zuchten over het boek: “Het leven is te kort om slechte boeken te lezen”. Maar daarin ben ik dan wel weer koppig natuurlijk: ik wilde het uitlezen.
Zou ik het aanraden? Goh… Het is een twijfelgeval: mij sprak het niet aan, maar ik kan me voorstellen dat veel mensen het wél een goed boek vinden. Het zou anders ook niet zo veel prijzen krijgen, natuurlijk. Maar ik vrees dat ik hierin Christophe Vekeman ga volgen: “Mendelsohn laat in zijn boek geen kans onbenut om alles van naaldje tot draadje uit te leggen, liefst herhaaldelijk zelfs, en om alle interessante weetjes met betrekking tot bovengenoemde thema’s en de Odyssee met de lezer te delen, in die mate, helaas, dat je al te vaak het gevoel hebt net als Mendelsohns studenten en dus ook vader in de klas te zitten en ernaar snakt om, jawel, een boek te gaan lezen. Met andere woorden, Mendelsohn mag dan heel slim zijn, en buitengewoon erudiet, maar hier toont hij zich meer leraar dan schrijver, meer vader dan zoon, zeg maar, en dat maakt Een odyssee. Een vader, een zoon, een epos misschien indrukwekkend, maar ook langdradig en op een rare manier onsympathiek.” (Hiero)
Dagje Brugge
Een heerlijke, ontstpannen, zij het natte dag.
We zaten tegen half tien aan het, volgens de gastvrouw minimalistische, ontbijt. Juist. Ze had versgeperst fruitsap van bloedappelsien voorzien, versgesneden fruitsla, verschillende soorten brood én kleine koffiekoekjes, en een grote pannenkoek. Oh, en uitstekende koffie, dat ook. Bij mij valt dat al onder uitgebreid ontbijt, maar bon.
Rond half elf trokken we onze regenjassen aan en gingen in de halve miezerregen richting het centrum. Ik wilde een lange geocachetocht doen, eentje die door het centrum kronkelt en focust op “belles lettres”, opschriften dus. En we kwamen eigenlijk ook wel wat straatpoëzie tegen.
Meteen verzeilden we ook in het Dalímuseum, wat we allebei nog niet kenden. Het lijkt niet groot, maar het is toch wel best de moeite, eigenlijk. Ik heb er in elk geval prachtige dingen gezien.
Meteen werd me weer duidelijk dat ik het eigenlijk niet zo heb voor tekeningen en schilderijen, maar wel een enorme boon heb voor beelden. Echt.
We liepen wat verder en waaiden een plekje binnen om te lunchen, terwijl het buiten eventjes droog werd. Helaas, dat bleef niet duren, en Bart was ook echt gewoon moe, zodat we richting onze B&B terugkeerden, en Bart prompt in slaap viel. Ik heb ook wel een tukje gedaan, moet ik toegeven.
Trouwens, een paar foto’s van de B&B:
Tegen vijf uur kon ik niet meer stilzitten, en trok op mijn eentje nog eens ’t stad in om wat geocaches te zoeken. Intussen was het droog, en ik genoot intens.
Rond half acht was ik terug, mooi op tijd om nog maar eens een heerlijke hete douche te nemen en me op te kleden voor het pièce de résistance van het hele weekend. Maar dat vertel ik dan morgen wel.
365 – 02 maart 2019 – klaprozen
Sint-Joris-caches
De kogel is door de kerk: Kobe krijgt een nieuwe fagot, een Renard van maar liefst 7.500 euro. Ugh. Het is het instrument dat we vorige week gaan halen zijn in Brugge, en hij is er zeer enthousiast over. Maar er was een klepje dat niet goed sloot, en blijkbaar moest ik daarvoor in Knesselare zijn bij een reparateur.
Ik belde, en mocht eigenlijk meteen gaan. Van mij niet gelaten: ik had vandaag toch tijd, het was prachtig weer, en het was dan ook ideaal om in de buurt te gaan cachen. Kwart over drie stond ik bij de reparateur, om half vier reed ik al richting Sint-Joris voor een tochtje “Op stap met de Minions”, een reeksje van acht caches + bonus dat heel hoog aangeschreven staat. En jawel, da’s effectief een hele fijne reeks! Leuke caches, knap bedacht, mooie route, en intussen nog een paar andere caches in de buurt meegepakt.
Ik ben dan maar teruggereden via Aalter-Brug en de Toatsemeuln, om ook daar nog een mooie kapel, een prachtige molen en een kerkje te bezichtigen en hun cache te zoeken.
Uiteindelijk was ik, 13 caches en een gerepareerde fagot later, tegen half zeven thuis. Een en ander zorgde er dan wel voor, in combinatie met de kwis, om middernacht nog aan het verbeteren was, maar dat had ik er dan ook wel volledig voor over. Ge hebt er geen idee van hoe ontspannend zo’n namiddagje wel is…