Lectuur: “Best served cold” van Joe Abercrombie

De trilogie ‘The First Law’ van Joe Abercrombie was mij zó goed meegevallen dat ik eigenlijk ook wel de stand alone boeken in dezelfde wereld wilde lezen.

De eerste daarvan was deze, een stevig boek met een gezonde dosis realisme: dit is geen wereld met knappe prinsessen, stoere helden en cleane gevechten, dit is een harde, grimmige wereld waar mensen dood gaan aan steekwonden, waar gekermd en gebloed wordt en de wereld geen mooie plaats is, waar mensen verraden worden en ieder voor zijn eigen gewin gaat.

Het hoofdpersonage is de aanvankelijk wél knappe Monzcarro Murcatto, een huurlingenleidster die verminkt en voor dood achtergelaten wordt door haar opdrachtgever om haar dus niet te hoeven betalen. Maar wraak is een zeer sterke emotie, blijkbaar ook een slechte leidraad, en best served cold.

Ze gaat voor haar wraak en verzamelt daarvoor de nodige mensen om zich heen, die ook telkens netjes uitgewerkt worden qua karakter, de ene al iets sarcastischer dan de andere, maar telkens ook met hun kleine kantjes.

Het is misschien een beetje lang uitgesponnen, hier en daar mocht het misschien wel wat korter, maar ik hou enorm van de stijl van Abercrombie. En vooral het realisme spreekt me aan, want in het fantasy genre zijn de helden vaak nogal karikaturaal.

Dus ja, ook de twee andere stand alone boeken gaan nog voor de bijl.

GEJO: een succes!

Terwijl ik zaterdag in Dordrecht zat, zijn Bart en Merel naar Herentals gereden om er Kobe op te halen en meteen ook te luisteren naar het concert dat ze gaven als afsluiter.

En wat vond Kobe er nu zelf van, met alle twijfels waarmee hij vertrokken is? Wel, hij vond het de max! Drie uur per dag fagot spelen was veel, maar samen muziek maken is gewoon fantastisch! Nee, zijn koorzang is nog niet verbeterd, maar ook dat vond hij best amusant.

En er waren de vele spelletjes, het wijze Netezwembad, en vooral ook de kampvuren tot ’s avonds laat. En neem dat gerust maar letterlijk, volgens hem was het steevast middernacht voor ze in bed lagen.

Slotsom: als het niet clasht met de scouts, wil hij volgend jaar opnieuw. Dik in orde!

 

Introductie Antwerpen

Eind mei, na het concert van Anouk, had Philip vastgesteld dat ik écht wel geen bal kende van Antwerpen, als ik zelfs bij het zien van de voetgangerstunnel verbaasd uit de lucht viel. Ja, ik wist dat die bestond, nee, ik had die nog nooit gezien. En ik wist al helemaal niet dat dat ding zo’n megaliften had.

We spraken toen af dat hij me vandaag een rondleiding voor beginners zou geven in Antwerpen. Ik had meteen voorgesteld om de fiets mee te brengen, want dan kan je veel meer zien. Hij had dan ook minutieus alles voorbereid, een hele route uitgestippeld en me vooral de architecturale parels laten zien, zoals ik aangegeven had.

Het begon al goed: ik vond de park&ride niet van Linkeroever. Tsja, op een bepaald moment staat die niet meer aangegeven en mijn gps stuurde me de andere richting uit. Maar bon, kwart over tien stapten we beiden op de fiets om te beginnen met de nieuwbouwwijk naast de Blancefloerlaan met de namen van de opvarenden van de Belgica. Al meanderend kwamen we uit aan het Galgeweel, waarvan het me verwonderde dat het eigenlijk zo dicht bij Antwerpen centrum (of dorp) ligt. En daar zochten we, jawel, een geocache! Philip had het vroeger ooit al wel eens gedaan en wist dat ik een fervent cacher ben, en dus had hij meteen ook een aantal caches in de route opgenomen. Maar hoe lief, hoe de max is dat zeg!

We fietsten verder langs Linkeroever, namen de fietserstunnel naast de Kennedytunnel – zot jong, nooit geweten dat daar nog een extra tunnel lag! – en hadden daarna het meest indrukwekkende zicht op Antwerpen over de Schelde heen. Jong, een gids als Philip die alle plekjes weet zijn én er dan ook nog stapels weetjes over kan vertellen: onbetaalbaar! Zeker als ge ondertussen ook nog dik onnozel doet, de hele tijd zit te lachen en u de max amuseert.

We fietsten langs de nieuw aangelegde kaaien ’t stad binnen, en hij liet me allerhande mooie gebouwen en pleintjes zien, waaronder uiteraard het standbeeld van Nello en Patrache van aangetrouwde familie Batist Vermeulen (hij is getrouwd met de zus van mijn schoonzusje, getrouwd met mijn jongste broer).

De kathedraal staat deels in de steigers, maar er stond wel een knap gedicht op de omheining.

De Vlaeykensgang was nog zoiets waar ik nog nooit van gehoord had, behalve dan het restaurant natuurlijk.

En toen dachten we er plots aan dat we misschien wel Lorre in zijn nekvel konden stekken voor een lunchke. Hij had al gegeten, maar zag het volledig zitten om mee een terrasje te doen. We liepen eerst tot aan de Stadsfeestzaal, maar behalve heel mooi was het er ook drukkend warm, zodat we toch maar terugkeerden naar de Graanmarkt en er iets aten in de Wasbar.

Intussen had ik vastgesteld dat ik mijn cachelogboek blijkbaar vergeten was op een elektriciteitskot aan het Galgeweel, waarop we Philips nauwkeurige planning door elkaar gooiden en opnieuw naar Linkeroever reden, deze keer via de roltrap van de voetgangerstunnel. Knap!

Helaas, geen cacheboek meer te bespeuren. Ik heb grondig gevloekt en ik hoop maar dat iemand het meegenomen heeft en me contacteert, mijn gegevens staan erin.
We staken opnieuw de Schelde over via de fietserstunnel en reden terug de stad in voor meer mooie gebouwen en uitzichten, inclusief het Steen, het oudste houten gebouw van Antwerpen, de Carolus Borromeus – fijne akoestiek in de kapel – en een speciale graffito.

Toen was het tijd voor koffie, dus reden we naar Coffeelabs.

En toen ging de tocht verder, door een stukje unief, langs prachtige gebouwen, tot iets voor zessen in de brouwerij De Koninck. We dronken iets en tegen half zeven zaten we aan tafel in “The Butcher’s Son” voor een bijzonder lekkere maaltijd. Goeie keuze, Philip.

Waarom aten we nu zo vroeg? Wel, Philip had plannen met het avondlicht, en hij had groot gelijk! Eerst verloren we een dik uur op de Cogels-Osylei – die gebouwen! Die poëzie! –  iets wat ingecalculeerd was, en dan verder via Berchem naar het water, richting het Eilandje.

Daar gingen we niet naar de top van het MAS – dat kende ik al – maar gewoon de zonsondergang over het water. Machtig.

Als afsluiter gingen we nog iets drinken op de Stadswaag, fietsten toen door de voetgangerstunnel terug naar Linkeroever, pikten er nog in het donker een laatste cache op, en tegen half een zat ik in mijn auto richting Gent. Met een grote glimlach op mijn gezicht en zo’n 40 kilometer op de teller.

Philip, mocht ge het nog niet weten: ge zijt de max!

Herentals

Na lang wikken en wegen en twijfelen en aarzelen is Kobe vandaag toch nog op GEJOkamp vertrokken. Het GEJO, dat is het Groot Evergems JeugdOrkest, waar Kobe nu een jaar bij speelt in het kader van samenspel van de academie. De dirigent is de man van zijn fagotlerares en samen zijn ze de bezielers.

Eerst dacht ik dat Kobe sowieso niet meekon omwille van het scoutskamp, maar ik had de data van hem en Wolf omgewisseld. Nu,  hij argumenteerde dat hij er niemand kende, maar dat vonden Bart en ik geen punt.

Met enige overredingskracht wilde hij dan toch wel gaan, en dus bracht ik hem deze morgen naar De Brink in Herentals. Het terrein ziet er de moeite uit, en er zijn liefst 65 kinderen van gans Vlaanderen – het is niet beperkt tot de leden van het GEJO, het is een muziekkamp met individuele lessen ook – en een ganse resem muziekleraars als begeleiders.

Maar in het doorrijden hadden we gezien dat er op de E313 een zeer zwaar ongeluk was gebeurd: de autostrade volledig afgesloten, een tent – een dodelijk ongeluk dus – een ellenlange stilstaande file en alle verkeer dat er op de afrit voor Herentals af moest. Naar huis rijden ging nog een zware opgave worden, zo bleek: alles zat muurvast, ook de secundaire wegen. Hmm. Ik heb dan in de buurt van het kamp een cache of twee gezocht, vastgesteld dat het verkeer nog even erg was, en dan maar naar Herentals centrum gereden voor een lange multi van Rondje Vlaanderen.

Het werd een hele mooie wandeling doorheen een mij volslagen onbekend stadje, die me langs gebouwen maar evengoed door een bos en weiland bracht.

Thuis was Wolf aan het babysitten op Merel, Lieze en Janne, en ik had al per definitie eten voorzien in het geval van onvoorziene omstandigheden. Vooruitziend dus, want het was tegen half drie toen ik thuis was. Ik had in het centrum van Herentals wel nog iets gekocht om te knabbelen in de Hema, maar toch… En in het terugrijden had ik alsnog een goeie twintig minuten file, maar niet meer de monstervertraging van twee uur.

Een welbesteed fileleed, zou ik zo zeggen.

Volière

Een doodgewone zaterdag, en toen zag ik plots op mijn facebookfeed passeren dat Mieke, een soprane die op ons eerste concert van Cantandum heeft meegezongen én daarnaast ook nog eens classica is, haar bachelorconcert zong deze namiddag.

Meteen dacht ik: waarom niet? Kobe moet toch nog een concert bespreken voor zijn MCV+, en dan was dit toch ideaal?

Ik laadde zowel Kobe als Merel in de auto en tufte vrolijk richting Sint-Jacobs om netjes tegen zessen in het conservatorium te zijn.

Het concert zelf was… speciaal, maar op een heel knappe manier. Mieke had als thema vogels genomen, en daar zaten zowel liederen van Schubert tussen als een aantal Russische dingen en iets van Britten. Mooi, oprecht.

En toen waren we met ons drietjes in ’t stad en konden we toch gewoon niet anders dan een ijsje gaan halen. Tsja…

De Mensheid

Met Véronique naar het theater is telkens weer een belevenis. Dinsdagnacht – of eigenlijk al woensdagmorgen – stuurde ze me een bericht: “Ga je morgen mee naar NTG? Het zal goed zijn!” Meer heb ik niet nodig, en dus waren we netjes tegen acht uur present op het Sint-Baafsplein.

“De Mensheid” van Grunberg en De Pauw is op zich ook een belevenis, vooral impressionant door de sopraan Claron McFadden. Wat een stem! En een toch wel indrukwekkende tekst.
Josse De Pauw neemt als advocaat de verdediging van de mensheid op zich, een diersoort die het meest van al belasterd en beledigd wordt, en dat is niet fair, vindt hij. Nu ja, vindt schrijver Arnon Grunberg, die, vreemd genoeg, de hele tijd netjes in pak op een vreemdsoortige roeimachine zit te zwoegen zonder een woord te zeggen.

Het geheel wordt opgeluisterd door de muziek van Claron McFadden en pianist Kris Defoort, die vaak zelfs gezongen commentaar geven op wat er gezegd wordt. Die tekst is… vintage Grunberg, zou ik zeggen. Prachtig geschreven, vaak nogal zwaar op de hand, en met schitterende quotes. Twee die ik (min of meer, sorry) onthouden heb, zijn:

“Het zijn alleen maar helden die willen sterven voor hun principes. De meeste helden zijn dan ook dood.”

“Liefde is als een onwerkzame pijnstiller. Ze doet de pijn wel verminderen, maar neemt de oorzaak niet weg. “

En dan… lijkt het alsof De Pauw aan het einde van zijn tekst is, maar dat betekent nog niet het einde van het stuk. Plots komt Grunberg van zijn roeimachine en moeit hij zich als auteur over de manier waarop de tekst gebracht werd. En gaan beide heren dieper in op de betekenis van de tekst, maken ze zelfs ruzie, ontpopt de auteur zich tot een waar acteur en weet De Pauw even van geen hout pijlen maken. Die epiloog is verwarrend, maar tilt het stuk wel naar een hoger niveau.

Al bij al een zeer fijn stuk, als je van teksttheater houdt. En van een glasheldere sopraanstem.

En als je dan nog kan afsluiten met een cocktail… Tsja, dan kan het helemaal niet meer stuk.


Bedankt voor de fijne avond, lieverd!

Een hele fijne bespreking van het stuk vind je overigens ook hier.

Tekening

Door gisteren die tekeningen van op Montmartre te posten, moest ik denken aan de tekening die ik in 2009 van Jeroom heb gemaakt. Intussen staat die hier thuis, maar die heeft altijd bij hen op de kast gestaan.

Ik heb er destijds een scan van genomen maar vind hem nu niet terug, het is dus maar een fotootje geworden met het origineel erbij. Eigenlijk ben ik er nog altijd best tevreden van. ’t Is niet alsof ik eigenlijk ooit teken. Of sindsdien nog iets getekend heb.

Tekeningen

Je weet wel, als je in de meeste grote steden rondloopt, is er altijd wel ergens een plek waar je voor een paar euro’s je portret kan laten tekenen.

Destijds had mijn ma dat blijkbaar laten doen, in de winter van 1972.

Jaren later, toen ik in het vierde middelbaar zat en met school naar Parijs ging, liet ik hetzelfde doen. Dat moet dus lente 1987 geweest zijn.

Beide tekeningen hangen omhoog in mijn vaders huis, en hij vroeg me ze te fotograferen. En ja, ik vind na al die jaren nog steeds dat de tekenaar dat eigenlijk wel bijzonder goed gedaan heeft.

Grove

Een tijd geleden kondigde Anouk Dubois, larper, Antwerpenaar, lief van Cody en een ongelofelijk wijs mens, aan dat ze een concert gaf als eindexamen aan de Jazz Studio. Grove was de titel, en ze speelde in het Fakkeltheater in Antwerpen.

Meteen een heel erg goeie reden om naar Antwerpen te gaan, naar dat concert te luisteren, en daarna af te zakken naar The Geeky Cauldron. Dat café kan je gerust mijn stamcafé noemen, voor zover ik dat zou hebben natuurlijk. Ik ga namelijk nooit op café, allez, toch niet meer sinds mijn studententijd toen ik praktisch in de Yucca woonde. Maar een stamcafé, dat is voor mij een plek waar je de eigenaars kent, waar je je thuis voelt, en waar je zo goed als altijd wel iemand kent als je binnenstapt. Check, check en check. Ook al is het dan in – of all places – Antwerpen.

Ik had een ganse hoop volk verzameld, onder andere de Korda Boys, en Robbe en Jarne reden met mij mee. Geen idee waarom, maar ik lig blijkbaar goed in de markt bij twintigers tegenwoordig :-p

Het werd een stevig concert, knap gezongen en met nummers die er stonden. Ze begon met een aantal Nederlandstalige nummers, waaronder een heel mooi liefdeslied voor Cody. Ik heb er geen idee van of die eigenlijk zelfs in staat is te blozen, maar op dat moment kwam het er toch redelijk dicht bij.
Daarna ging ze verder in het Engels, vrij uiteenlopend, meestal vrij zacht. Eén nummer sprong eruit, en dat heeft ze dan ook nog eens als bisnummer hernomen. Een aanklacht tegen onrecht, oorlog en het wegkijken ervan, geschreven na een trip naar Belfast.

Zoals gezegd trokken we daarna naar de Cauldron. Zo goed als iedereen ging te voet – het is dan ook maar een goeie tien minuten stappen – maar ik wist dat ik ’s nachts die wandeling niet meer ging zien zitten wegens rug kapot, en dat ik dus maar best naar de parkeergarage tegenover de Cauldron reed. Philip reed met mij mee, en als er blijkbaar een iemand is die Antwerpen kent, is hij het wel. Hij toonde me meteen een paar mooie plekjes en we pikten samen een cache op in de voetgangerstunnel waar ik nog nooit geweest was.

Meteen liet hij me ook de scenic route rijden waarbij ik een hele uitleg kreeg over de verschillende bezienswaardigheden, waardoor ik meteen besloot om deze zomer eens een ganse dag naar Antwerpen af te zakken met mijn fiets in de koffer, en dan samen met hem de stad te verkennen. Hij is de ideale stadsgids, zo blijkt, zeker als het op architectuur aankomt. Ik kijk er al gigantisch naar uit!

Een en ander zorgde ervoor dat we pas een hele tijd later in de Cauldron waren en sommigen al licht ongerust begonnen te worden. Echt, die gasten zijn zó ongelofelijk zorgzaam…
In de Cauldron werd er uiteraard vooral over larp gepraat, zoals altijd, en het grappige was dat Mathias zijn zo-goed-als-lief had meegebracht, maar nog met geen woord gerept had over het fenomeen larp. Ik heb het kind dan maar uitgelegd wat dat allemaal inhield, compleet met een paar foto’s, terwijl hij buiten eentje ging roken. Ze wist niet wat ze ervan moest denken…

Soit, al bij al was het tegen twee uur voor ik terug huiswaarts reed. Robbe was intussen al met Jesse meegereden, maar gelukkig had ik nog steeds Jarne om me wakker te houden op die lange en saaie E34.

Fijne avond, voorwaar, en ik verzeker u: van Anouk gaan we nog horen.