Donderdagnamiddagen…

Elke donderdag heeft Merel blokfluitles in ’t stad, op de Poel. Meestal ga ik intussen gewoon koffie drinken in de Labath. Alleen is dit jaar haar les van kwart over vijf tot kwart over zes, en moet ik dus telkens ook een kwartiertje in de auto wachten omdat de Labath om zes uur sluit.

Soms ga ik ook gewoon de stad in om nog iets te zoeken of te kopen. Daar geniet ik eigenlijk ook behoorlijk van, al is het soms stressy om op tijd terug te zijn aan de school, want anders begint de dochter te panikeren als ze me niet vindt.

Maar elke keer weer moet ik over de Grasbrug, en elke keer weer geniet ik van het uitzicht.

En toen ik in het terugkeren passeerde aan het klaslokaal, stond het raam gewoon open – corona, weetuwel? – en kon ik binnenkijken hoe zij aan het spelen was, met Tomma op de clavecimbel als begeleiding.

Mooi, toch?

Lectuur: “Gemini” (The House of Niccolò #8) van Dorothy Dunnet

Het laatste boek van de reeks, en allemaal rond de 800 bladzijden, en het spijt me nog dat het gedaan is.

Nicholas zit nu weer zowat het hele boek in Schotland en probeert daar eindelijk een deftig gezinsleven op te bouwen. Alleen is er nog steeds zijn grootvader Jordan die hem het leven probeert zuur te maken, en David Simpson, ook een van zijn standaard vijanden. Tegelijkertijd is er een sterk politieke inslag deze keer, met alles wat er gaande is aan het Schotse hof. Maar er zijn vooral ook nog een reeks andere ontknopingen, en ik had sterk het gevoel dat ik eigenlijk de hele reeks nog eens wil herlezen. Aan de andere kant: er zijn zoveel goeie boeken, en ik wil eigenlijk de Malazan reeks ook eens herlezen, en…

Op het einde komt er wel een mooie link naar de Lymond Chronicles, en die heb ik eigenlijk nog liever gelezen. Zoals een andere lezer op Goodreads het ook zei: Lymond bleef in mijn hoofd hangen, ook al was ik niet aan het lezen, terwijl ik me niet zo kon inleven in het personage van Nicholas. Dat neemt niet weg dat het steengoeie boeken blijven en dat je niet anders kan dan bewondering hebben voor de schrijfster.

Is het een aanrader? Jazeker, maar zorg dat je er tijd voor vrijmaakt, want het is al gauw rond de 6000 bladzijden…

Tentoonstelling Mahy in de Vynckier

Wie van Gent is, kent beide namen probleemloos: Mahy, da’s den dienen van zijn auto’s in het Wintercircus, en Vynckier, da’s dat fabrieksgebouw langs de Gasmeterlaan.

Het gebouw wacht op renovatie en conversie, de auto’s van Mahy staan al lang niet meer in het Wintercircus maar ergens te velde opgeslagen. En dat was ook Wouter Rawoens niet ontgaan. Deze fotograaf heeft een aantal van de wrakken – want ja, het gaat hier om totaal niet gerestaureerde, onbruikbare en volledig verstofte old-timers – uit de opslag gehaald, professioneel gefotografeerd en nu in een expo in de Vynckier gezet.

De expo is gisteren opengegaan en loopt nog tot eind oktober, en Bart wou meteen al gaan. Wij dus met het hele gezin vandaag richting de Vynckier, en ik vond het echt wel de moeite. Die auto’s hebben karakter, niet normaal. Maar wat ik vreemder vond: de foto’s hebben bijna nog méér karakter. Het is onvoorstelbaar hoe de fotograaf die wrakken in beeld heeft gebracht.

Ik heb zelf ook foto’s genomen, gewoon met de gsm. Zelfs al zijn auto’s uw ding niet: gaan! Echt, serieus.

Triënnale in Brugge

Bart en ik maakten er een dagje van voor ons twee: gezellig rondlopen in Brugge en de beelden of kunstwerken van de Triënnale bekijken. Als echte toeristen. De kinderen hadden geen zin om mee te gaan, en eerlijk? We vonden dat niet erg.

Pas toen we Brugge binnenreden, merkte Bart op: “Goh, we hadden eigenlijk de fietsen kunnen meenemen!” Yup, zo ver gewoonweg niet gedacht. Goed bezig.

Maar bon, we parkeerden achter het station en wandelden de stad binnen, waar we de kunstwerken combineerden met caches en labcaches.

We meanderden door de stad, baanden ons een weg langs de andere toeristen, en aten iets op de Burg.

Toen merkten we al dat alle kunstwerken, ook die in het noorden van de stad, een beetje te hoog gegrepen gingen zijn, maar bon, niks aan te doen. We kuierden verder, en ik kwam, tot mijn grote vreugde, langs een aantal straten en gebouwen die een rol spelen in de reeks boeken die ik nu aan het lezen ben.

Bon, we dronken nog een koffie om de voeten even te laten rusten, en zaten iets over vier opnieuw in de auto, na een cultuurvolle maar vooral ook rustige dag in eigen land.

Krans van droogbloemen

Toen Barts broer en schoonzus eind mei kwamen eten, had Else voor een keer geen bloemen mee, maar een doe-het-zelfpakket voor een krans van droogbloemen. Het zag er de max uit!

Alleen was het hier blijven liggen wegens daar eens rustig de tijd voor willen nemen. Ideaal dus voor alweer een regendag tijdens de vakantie.

Merel en ik posteerden ons aan de keukentafel, lazen de handleiding, bekeken een paar voorbeeldjes, en gingen aan het werk. En eigenlijk ben ik heel er blij met het resultaat: ik vind dat het echt mooi is geworden! Merel heeft het ding meteen geclaimd, het hangt op haar pasgeschilderde muur.

Een fijn cadeautje, eigenlijk feitelijk ^^

Vaccinatie deel 2

Eind mei kreeg ik mijn eerste vaccin, vandaag nummer 2.

Opnieuw kreeg ik zo’n ongelofelijk gevoel van tevredenheid, van welkom, van dankbaarheid, van “speekmedaalde” voor mezelf. Wat een sfeer…

Maar ik ben nu eenmaal geen begenadigd schrijver, toch niet wanneer je me vergelijkt met Tom Heremans. Ik las zijn column in De Standaard van 12 juni, en ik dacht: “Ja! Dat is het! Dat is het helemaal!”

Ik heb de column even opgezocht en hier, eigenlijk tegen de regels van het copyright in, herpost. Maar hij komt dus van Tom Heremans, en hij beschrijft perfect waarom ik me zo Gentenaar voel.

GRAAG GEDAAN, VADERLAND

Al die oude mensen, was het eerste wat in me opkwam toen ik van het parkeerterrein naar Hal 2 van Flanders Expo liep. Dat was confronterend, toch toen het me begon te dagen dat de stroom volk die samen met mij naar de hal toe bewoog, en de stroom die aan de andere kant van de nadarhekken terug naar het parkeerterrein trok, grotendeels bestond uit mensen van mijn geboortejaar, aangezien de vaccinatie tegen covid-19 per leeftijdsgroep gebeurt. Donkere wolken pakten zich alweer samen boven mijn hoofd en onder de stralende hemel, maar beide verdwenen als sneeuw voor de zon (Jezus Christus, die meteo­metaforen!) toen ik het vaccinatie­centrum binnenliep. Wat een geweldige sfeer hing daar. Niet uitgelaten of zo, geen feeststemming, dat zou misplaatst zijn. Eerder een serene sfeer van verbroedering, van respect, en ja, van hoop. Ik werd er van de weeromstuit goedgezind van.

Weet u wat ik denk dat het was? Ik voelde me welkom, en dat was lang geleden, of zo leek het toch. Ik wou de eerste vrijwilliger die me vriendelijk aansprak meteen knuffelen, maar dat mocht niet want ik was nog niet gevaccineerd. Het mocht ook daarna niet, want het was nog maar mijn eerste prik, en bovendien kende ik die vriendelijke mens helemaal niet, maar toch.

Mijn afspraak was om 11.51 uur, maar ik stond al om half twaalf bij de steward die bij wijze van begroeting een bus alcoholgel in de richting van mijn handen hield. ‘Welkom’, zei hij – misschien was het gewoon daardoor dat ik me zo welkom voelde, soms heeft een mens niet veel nodig. ‘Ik ben twintig minuten te vroeg’, mompelde ik doorheen mijn mond­masker, en ik stond al klaar om me te ergeren omdat ik een kwartier buiten zou moeten staan wachten, onder de verzengende middagzon bij 26 graden Celsius. ‘Helemaal niet erg, meneer’, zei de steward. ‘Beter te vroeg dan te laat. Loop maar gewoon door tot bij de volgende steward, die zal uw identiteitskaart inscannen en u verder de weg wijzen.’

Die volgende steward was al even vriendelijk, en die daarna ook. Goed, er waren misschien wat veel stewards, maar ze gaven me allemaal hetzelfde gevoel: ze waren blij dat ik gekomen was, ze leken zelfs dankbaar dat ik me wou laten vaccineren, ik gaf duidelijk blijk van altruïsme en goede burgerzin. En dan de verpleger die de prik zou zetten. Die vroeg me wie mijn huisarts was. Daar kon ik even niet opkomen, want ik ben vorig jaar verhuisd, ik heb een nieuwe huisarts maar ik ben nog maar één keer op consultatie gegaan. ‘Helemaal niet erg’, zei de verpleger vriendelijk. ‘Linkerarm of rechterarm?’ Zelfs dat mocht ik kiezen. Niets gevoeld van de prik. En achteraf kreeg ik een foldertje mee waarin ik nog eens uitgebreid werd bedankt voor mijn bijdrage aan de volksgezondheid. Heerlijk Alle-Menschen-werden-Brüder-gevoel kreeg ik ervan: hoe we er met zijn allen toch maar mooi in slagen om samen zoiets ongelooflijks te organiseren. Ik liep op een wolk (gaan we weer) terug naar mijn auto. Mijn week kon niet meer stuk.

Ik vond het bijna jammer dat ik de dagen nadien geen bijwerkingen kreeg van het vaccin. Ik had best wel wat willen afzien voor het vaderland, maar ik voelde me kiplekker. Daar werd ik een beetje kregelig van. Of zou dat net een bijwerking zijn?

Blokfluitconcertje

Sinds een aantal jaar staat het duidelijk in de eindtermen van het deeltijds kunstonderwijs: toonmomenten en concertjes.

Kobe had eerder al een miniconcertje in een inrichting, Merel had vandaag een miniconcertje met alle beginnertjes van blokfluit in de binnentuin van de Poel. Enfin, er stond gelukkig een tent want het begon te druppelen.

Eigenlijk was ze wel wat zenuwachtig, maar dan vooral voor haar outfit, want de juf had gezegd: “Kleurrijk” en ze draagt vooral zwart tegenwoordig.

Maar ze deed dat wel goed. Allez ja, goed is relatief natuurlijk, heel erg veel kan ze nog steeds niet, maar bon, dat komt nog wel. Ze doet het in elk geval graag en ze gaat het verder doen.