Tien dagen lang was ons huis Kobeloos. Zelfs Merel gaf toe dat ze hem begon te missen, al kan hij bij momenten hopeloos irritant zijn zoals alleen veertienjarige puberjongens dat kunnen zijn. Hey, hij geeft zelf toe dat hij soms op zijn eigen zenuwen werkt…
Aan ’t station werd er netjes afgezwaaid en kreeg ik een bijzonder vrolijke, gebruinde en zeer kortharige Kobe terug. Een beetje vuil, dat ook.
Nochtans was dat niet zo evident: vrijdag had ik een berichtje gekregen van de leiding dat hij, net zoals behoorlijk wat andere leden, geveld was door een buikgriep en dat hij overgegeven had. Maar zaterdag had hij blijkbaar gans de dag geslapen en vandaag was hij er weer helemaal door. Zo gaat dat vaak met zo’n buikgriep: één dag slecht, één dag bekomen en dan terug oké.
En het hoedje dat hij vlak voor het kamp had gekocht, was bijna niet meer herkenbaar qua kleur. Het is niet van zijn hoofd geweest, en misschien maar best ook, want met gemillimeterd haar had hij wellicht gewoon zijn kop verbrand.
Maar mijn grootste kuiken is dus ook terug. Joepie.