Nu Wolf voor school ook deftige boeken moet lezen, vond ik dat ik mee moest beginnen lezen met hem. Zo ook dit boek, hem aangeraden door Ann, de mama van Arwen en leraar Nederlands bij ons op school.
Ik moet zeggen, in het begin vond ik het absoluut maar niets. Een zeer barok taalgebruik, archaïsche woorden, wendingen waarin ik me niet kon vinden… En dan nog in de ik-persoon geschreven, iets waar ik geen fan van ben. Het verwonderde me dat Wolf dit wilde lezen.
Maar naarmate ik verder las, na zo’n dertig pagina’s, begon het me te boeien. (Spoiler alert: ik ga een en ander zeggen over de inhoud, maar eigenlijk zijn dat dingen die je vrij snel te weten komt.) Het hoofdpersonage blijkt ene Lucia te zijn, luxehoer in het achttiende-eeuwse Amsterdam. Beetje bij beetje vertelt ze hoe ze geworden is wie is nu is, hoe ze daar geraakt is, en wie daar de oorzaak van is: ene Giacomo Casanova. Omgekeerd verklaart haar verhaal meteen ook waarom Casanova een, welja, casanova was die zich aan niemand kon of wilde binden en de ene vrouw na de andere versleet.
Lucia vertelt alles op een afstandelijke manier, maar net daardoor wordt de diepte van haar emoties en opofferingen duidelijk. Ook wordt de reden van haar hardheid beetje bij beetje uit de doeken gedaan, waardoor je uiteindelijk echt gaat meeleven met het personage.
Het eindigt nogal voorspelbaar, maar bon, je kan ook niet alles willen.
Het boek is geen topper, maar ik heb het op twee dagen uitgelezen – het is niet bepaald dik en ik zit in quarantaine – en dat wil zeggen dat het ook zeker niet slecht is. Al snap ik nog steeds niet zo goed wat Wolf in dit boek ziet: ik vind het eerder iets voor een vrouwelijk publiek.