Met de coronamaatregelen staan in elke klas altijd de ramen open. Dat hoort zo, de leerlingen weten dat en ze mogen gerust hun jas aanhouden als het moet, of zelfs een dekentje meebrengen.
Zelf heb ik er eerlijk gezegd nog geen last van gehad: zo koud is het nog niet, en als je zelf staat of zit les te geven, dan scheelt dat wel nog een pak, zo blijkt.
Maar dinsdag en vandaag waren er klassenraden, en dat betekent een paar uur stilzitten in zowat het koudste lokaal van de school, zijnde de studiezaal. Zo kunnen we allemaal op afstand van elkaar en met een mondmasker op tóch nog live vergaderen, maar ook dus stilzitten. Ik moet toegeven, ik heb na een half uur toch mijn gilet aangetrokken boven mijn T-shirt. De directie zat intussen al als een halve eskimo ingepakt, maar ik kan me voorstellen dat het op haar bureau meestal wel wat warmer is, aangezien ze er alleen zit en dus niet hoeft te verluchten. Tsja.
Maar het geeft te denken over de winter. Als die ramen moeten openblijven – en dat kan eigenlijk niet anders als je met 25 leerlingen in één ruimte zit – hoe koud gaat het dan worden? En heeft het dan zin om de verwarming aan te zetten en op die manier geld uit te geven?
Hmm…