Die laatste dag hebben we eigenlijk niet veel van Bordeaux gezien: we zijn opgestaan om zeven uur, zaten om acht uur in de Über en hadden dus nog tijd om te ontbijten aan het station, want de trein vertrok kwart over negen.
In Parijs namen we een taxi tot aan het Noordstation, waar we in het café er tegenover een smakelijke steak tartaar aten, vaststelden dat er een zeer bizar scheef huisje voor het station stond dat een kunstwerk bleek te zijn, en dan maar de trein namen tot in Rijsel.
Daar geraakten we vlot in de parkeergarage, iets minder vlot eruit – het systeem accepteert geen buitenlandse betaalkaarten – en dan zeer zeer vlot in Gent, waar we mooi op tijd waren om om half vier onze kampdochter op te halen. Moe, zeer hees, maar proper gewassen en heel erg tevreden: meer moet dat niet zijn na zo’n kamp.
Thuis werden de valiesjes uitgeleegd en de was verzameld, en dat was dat.
Maar het was wel een zalige vakantie, een paar dagen echt weg, en dat deed deugd.