Hebt ge ein-de-lijk uw stoffen samengezocht, hebt ge een patroon afgedrukt en hebt ge de naaimachine van uw ma geïnstalleerd met een bang hartje – het is meer dan dertig jaar geleden dat ge die nog gebruikt hebt en van uw eigen naaimachine is de pedaal kapot – valt na vijf centimeter – letterlijk! – naaien de elektriciteit van het ding uit.
Blijkt de kabel kapot te zitten, vlakbij de -uiteraard volledig in het plastiek ingewerkte – stekker. En dat was blijkbaar al zo, want uw ma heeft er destijds nog een ijzerdraadje rond gedraaid. En dan moogt ge eerst nog beginnen solderen aan die draad, die nog ferm tegenwerkt ook want hij zit precies verkeerd gedraaid. Iets wat trouwens nog langer dan dertig jaar geleden is. En zoekt ge uw kot af waar die soldeer ook alweer ligt. En lukt het met een hoop gepruts, maar hebt ge gelukkig uw vingers voor een keer niet verbrand.
En dan, dan, DAN kunt ge aan die mondmaskers beginnen. Yakshaving, iemand?
Maar bon, dat eerste masker, dat valt precies nog mee. De stof is bij nader inzien wel wat te dik: het is van die dikke dikke katoen zoals voor jeansbroeken. Maar het model, yup, dat is het wel.
Allez hup, de kop is eraf.