Gisteren waren Wolf, Merel en ik per fiets briefjes aan haar vriendinnetjes gaan uitdelen, en Wolf had dat zo leuk gevonden, dat hij vroeg of we vandaag niet even tot in Lovendegem konden rijden, zo’n negen kilometer, om hallo te gaan zeggen bij Arwen. Ik stemde in, op voorwaarde dat hij écht, maar dan ook écht zijn afstand zou bewaren. En we namen ook zelf een fles water en een vieruurtje mee, zodat we niks konden contamineren.
Effectief, een prachtige fietstocht langs Belzele later zaten we, samen met oma en opa, in de tuin bij Ann en Jarno, netjes op een stevige afstand van elkaar. Ook zij hadden hun eigen eten en drinken mee en hielden afstand.
Awel, het was echt gezellig om nog eens andere mensen te zien en te kunnen zitten praten, ook al was het met die afstand tussen.
Arwen kreeg het wel eventjes te kwaad en begon te huilen omdat ze Wolf niet mocht vastnemen, maar we hielden voet bij stuk: alleen zo geraken we erdoor. Tsja…
Na een drie kwartier reden we dan maar terug, en ik had echt genoten van het sociale contact én de fietstocht met mijn zoon.