Als leraar heb je uiteraard ook toezichten. Gelukkig weten de mensen die de roosters opstellen, wat ik wel en vooral niét graag doe. Zo heb ik een bloedhekel aan reftertoezicht: ik word stapelzot van dat lawaai en kom buiten met knallende koppijn, keer op keer.
Wat ik wel graag doe, is een buitentoezicht. Het ene is ook al leuker dan het andere, en vooral ook het weer maakt veel uit: als je zo bij 3° in de gietende regen staat, een half uur lang, dan is er niet bepaald veel lol aan.
Maar dit jaar heb ik toevallig de twee meest rustgevende, eigenlijk zelfs saaie toezichten. Op dinsdag sta ik van 12.45 uur tot 13.15 uur aan de grote poort, die quasi door geen enkele leerling wordt gebruikt – ze gaan zo goed als allemaal langs de fietspoort buiten – maar waar uiteraard wel toezicht moet zijn, of ze zouden wel allemaal langs daar buiten gaan zonder pasje.
Ik ga daar dan meestal rustig aan een bankje zitten, lekker in het zonnetje, als die schijnt.
En op vrijdag, zoals vandaag, heb ik toezicht van 12.45 uur tot 13.15 uur aan die bewuste fietsenpoort. Dat is tien minuten lang 250 man die passeert en een pasje onder uw neus duwt, en dan een kwartier complete stilte. En dan neem ik, als het weer is zoals vandaag, een stoel en zet me prinsheerlijk in de zon. Gewoon, zitten, niksen, stilte. Koud in de winter en de regen en de sneeuw, ja, maar vandaag? Heerlijk…