Nog elk jaar herdenken de Boghaerts – de familie van ons ma – onze grootvader, respectievelijk vader of overgrootvader. Het is intussen negen jaar geleden dat hij gestorven is, mijn lieve opa.
Het is vooral de ideale moment om iedereen nog eens terug te zien, want het overgrote deel van mijn familie zie ik maar één keer per jaar. Niet dat ik eigenlijk veel behoefte heb om hen vaker te zien, maar kom. Het jammere is wel dat ze het, ondanks alle tegenwerpingen van de kleinkinderen, steevast zelf willen blijven doen. Er wordt een zaaltje gehuurd tegenover het rusthuis van oma – prima zaaltje, daar niet van – en dan brengt de ene aperitief mee, de andere brood, een derde de dranken, de vierde de charcuterie, enzovoort. Er is dan ook een werkverdeling, want natuurlijk moet alle gerief voor die meer dan veertig man ook afgewassen worden, en opgeruimd en zo. Wat neer komt op het feit dat ik een derde van mijn tijd dat ik daar was, gespendeerd heb aan ‘werken’, en niet aan praten met mijn nonkels of tantes. Tsja. Onzin, gaan zij zeggen, maar ik heb het effectief zitten uitrekenen. En aangezien wij moesten opruimen tot het einde, ben ik dan maar, terwijl iedereen nog netjes zat te tafelen, al samen met een paar kozijns die ook weg moesten, tafels beginnen op hun plaats zetten, met de stoelen er omgekeerd bovenop. Vreselijk gezellig allemaal. In plaats van dan een traiteur te vragen, maar kom.
Op naar volgend jaar.