Nu ons ma niet meer alles zelf kan doen – chapeau voor wat ze tot hiertoe wel allemaal deed, ze is per slot van rekening de 70 voorbij – en soms moedeloos wordt van al het werk dat er overal ligt, dachten de broers en ik: we doen eens van werkdag in Zomergem.
We hadden om tien uur afgesproken, maar – mea culpa – het was kwart voor elf voor we eraan begonnen. Roeland dook met Wolf de oude kelder in die overstroomd stond en haalde er alle rommel en brol uit: kapotte en lege wijnkistjes, oude dozen, restanten van bijengerief, kapotte zakken suiker, enfin, u kent het wel. Meteen pompten ze ook alles leeg, schepten de smurrie eruit, en ruimden ook gewoon alles op. Jammer van het goede weer, ze zaten grotendeels in een donkere en zeer vochtige kelder.
Intussen ruimde ik het plankier beneden wat op. Buitenzitten doet ons ma altijd op het balkon en soms op het terras, maar ook beneden is er wel degelijk tuin met een groot plankier. Ik sorteerde massa’s oude bloempotjes en gooide er stapels weg, stapelde hout, sleepte tegels weg, veegde hoekjes uit, gooide rommel weg, sorteerde ander gerief, en begon daarna hetzelfde te doen in de garage. Nu de oude jeep er weg is, is er meer plaats. En helaas ook meer plaats voor rommel en ongeordend gerief. We gooiden bakken overbodig computergerief weg, ons pa sorteerde een paar andere bakken, we ruimden op, veegden, kuisten, versleepten, en gooiden nog meer weg. Jeroen sleepte het meest naar mijn auto.
Ik heb gelukkig een grote auto met een echt grote koffer, en die hebben we twee keer bomvol gestapeld met gerief voor het containerpark. Roeland zegt dat hij eigenlijk spijt heeft dat hij er geen foto van genomen heeft, want dat hij nog nooit een auto zó vol bucht en brol gezien heeft.
En ook merci aan mijn schoonzusje, die tegen half een voor iedereen soep en spaghetti had, zodat we ons daar geen zorgen over hoefden te maken.
Mijn rug vond het welletjes, mijn benen ook, maar het resultaat mag er zijn. Alleen gaan er nog wel zo’n paar dagen moeten volgen.