Toen Bart me vroeg of ik zin had om op uitnodiging van ING met hem mee te gaan naar het toneelstuk Accattone van NTG in de Gentse haven, denk ik niet dat mijn antwoord langer dan een halve seconde uitbleef. Ja dus, en met bijzonder veel goesting.
Er was een uitgebreide receptie in het prachtige bezoekersgebouw van de haven, en ik genoot van het zicht.
Tegen half acht liepen we naar de loods van houthandel Mahieu, en genoten we van de spectaculaire zonsondergang over de haven. Mooi!
De loods is op zijn minst impressionant te noemen, zeker omdat je als publiek een heel eind ver op de tribune zit, met zicht op een stuk treinspoor, een put, koor en orkest van Collegium Vocale, en in de verte de kaaien en de steeds donker wordende lucht.
Gelukkig waren we gewaarschuwd voor de temperatuur in de eigenlijk volledig open loods: het waaide er stevig, en ik had mijn wintermantel aan, wat geen overbodige luxe was, net zoals de dekentjes links en rechts van ons.
En dan het stuk zelf. Zwaar. Heel zwaar, maar indrukwekkend. Origineel gecreëerd voor de Ruhrbiënnale in Duitsland, en dus volledig in het Duits (met boventiteling), wat het stuk eigenlijk wel wat afbreuk deed, vond ik. Je zat de hele tijd te lezen, en het klonk ook lang niet altijd even natuurlijk, zeker niet wanneer acteur Benny Claessens improviserend mompelde in het plat Antwerps. Ik heb zelf nog genoeg toneel gespeeld – zij het op een ander niveau – en een vertaling zou voor de acteurs ook weer niet zo’n grote opgave geweest zijn, geloof ik. Het Duits gaf het geheel een intellectualistisch tintje, terwijl het stuk eigenlijk net over de zelfkant van de maatschappij gaat. Knap gespeeld, knappe regie, alleen de ‘dansstukken’ kwamen me bijzonder blasé over, een beetje van ‘Kijk eens wat ik kan!’. Dan heb ik het niet over de verkrachtingsscène, die net door de gestileerde bewegingen iets heel bevreemdends en griezeligs kreeg. Af en toe kreeg ik de indruk dat de acteurs zichzelf bijzonder au sérieux namen, waardoor het stuk extra zwaar werd.
Lang, dat ook. Chapeau voor acteurs en ook muzikanten. Want Collegium Vocale was, onder leiding van Philippe Van Herreweghe, andermaal magistraal, zeker in de koude setting. Het contrast tussen de prachtige muziek van Bach en het rauwe van het toneelstuk was adembenemend mooi. Ik heb de film van Pasolini niet gezien, en ik weet eigenlijk ook niet of ik hem nu wel nog wil zien. Hij zou voor mij afbreuk doen aan het stuk, waarin de muziek meer dan ruimte genoeg kreeg om tot zijn recht te komen. Bizar genoeg deden de momenten waarop de acteurs stil stonden en alle aandacht naar de cantates van Bach ging, niet eens artificieel aan.
Slotsom? Blij dat ik erbij was. Of zoals mijn buurman op de tribune opmerkte, nog voor het stuk begon: “Wedden dat dit één van die stukken wordt die je je jaren later nog herinnert, en waarvan je trots bent dat je erbij was?”
De man had gelijk.