Deze voormiddag kreeg ik effectief een telefoontje van de overbuurvrouw: dat ze gebeld had naar de boerin, en dat ik hun buggy gerust mocht lenen, ik moest er maar om gaan. Ik ben hem dus samen met Wolf gaan halen, een rustig wandelingetje. Merel was overigens dolcontent dat er weer een buggy was, en zij niet alleen.
Alleen was de hond van de boerderij met ons meegelopen, als wilde hij de buggy bewaken. Ik dacht dat hij wel ging terugkeren zodra we binnenshuis waren, maar nee hoor, hij ging er rustig bij liggen wachten. Er zat niks anders op dan dezelfde wandeling nóg eens te maken, met Merel in de buggy deze keer, en de hond terug te gaan afleveren op de boerderij :-p
Daarna zijn Wolf, Kobe en ik het noodlottige paadje langs het Meer van Robertville alsnog gaan verkennen. Ha ja, ’t paadje kan er toch niks aan doen dat daar onze buggy gestolen werd? En het is er effectief leuk voor kinderen zoals Kobe 🙂
We zijn nog even blijven hangen bij een visser, en toen was blijkbaar het eten klaar, liet Bart weten.
Na een dut van Merel en Wolf (jawel) zijn we uiteindelijk naar de dam van Robertville gereden.
Daar volgde dan een wandeling langs serieus smalle paadjes omhoog naar kasteel Reinhardstein.
Jammer genoeg kan je er niet binnen, tenzij met een geleide wandeling, en was er te weinig water om iets te zien van de ‘hoogste waterval van België’. De jongens vonden het alweer een zalige wandeling, en prinses Merel zat afwisselend bij Bart en mij in de nek. En ik, ik genoot, want ik herinnerde me die wandeling nog van toen ikzelf klein was, en het kasteel nog een ruïne.
Na nog een drankje in zowat het zieligste café van de Ardennen was de dag alweer zowat om: eten, kinderen in bed, en Bart richting Gent. En ik, ik heb de hele avond gewoon zitten lezen, in stilte. Zalig.
Waar is de tijd dat we met jullie daar naartoe gingen? Dertig jaar geleden?? Toch leutig he.