Hier ten huize gaat het van kwaad naar erger. Bart heb ik nog van de hele dag niet gezien (die staat vijf minuten op om paracetamol te slikken, en kruipt dan weer in bed), en zelf sta ik ook te zwieren op mijn benen.
Gisteren hadden de kinderen een schoolvrije dag (pedagogische studiedag) en gingen ze normaal naar mijn ma gaan, maar die is ook al ziek. Ik heb ze dan maar thuis gehouden, want hier kunnen ze zichzelf toch net iets beter bezighouden dan op een ander.
Merel heb ik met veel moeite naar de creche gebracht en weer afgehaald, en voor het eten, tsja, heb ik een pizza besteld op ’t eind van de straat, en heb ik de jongens erom gestuurd. Good parenting, nee? Ik zag die boodschappen écht niet zitten…
Met pijn in het hart hebben Bart en ik ook het nieuwjaarsfeestje van Wijs aan ons laten voorbijgaan: het zou écht niet gelukt zijn. En ik die er speciaal in de solden een heel knap zwart jurkje voor gekocht had… Ik heb het maar weer in de kast gelegd, het is dan voor het galabal van onze zesdes.
Vandaag is het dus nog geen haar beter: deze morgen heb ik mijn jas over mijn pyama getrokken, heb de auto wat ijsvrij gemaakt, en heb ik Wolf naar de muziekles gebracht, terwijl ikzelf intussen een hoestconcert ten berde gaf. Man man man… Het was toch echt puur op wilskracht.
Uiteindelijk heb ik deze namiddag hulp ingeroepen in de vorm van Ilse, Dirks vrouw. Zij heeft boodschappen gedaan voor een paar dagen, een grote kom soep gemaakt, en vooral ook de kinderen aan tafel gezet en boterhammen gesmeerd, iets waar ik geen fut voor had.
Op zo’n momenten, als je zelf allebei een zombie bent, kan je je vrienden echt wel waarderen. Dank je, Ilse, echt waar!