Dan geef je les tot vijf over twaalf, rij je in de stralende zon naar ’t stad, en spreek je af met een van je beste vriendinnen, die je alweer een tijd niet hebt gezien.
Dan ga je eten in het Lepelblad, altijd een voltreffer, kan je buiten op het terras zitten, en geniet je van een heerlijke salade. Ondertussen klets je bij, en geniet je van het gezelschap. Daarna ga je nog heel even de Veldstraat in, op zoek naar kousjes voor het meisje van je vriendin, even oud als je eigen dochter, en daarna trakteer je haar en jezelf op een ijsje, dat je opeet op een bankje aan de Ajuinlei.
En dan moet je allebei je kinderen afhalen, en is de middag weer veel te kort. En beloof je elkaar dat je dat snel opnieuw zal doen, zo afspreken, en weet je dat het toch weer een hele tijd zal duren voor het er effectief van komt.
Het leven, meneer, dat gaat zo vreselijk snel, meneer.