Merel was de laatste twee weken gewoon niet te genieten: zagen, zeuren, het minste was verkeerd, niet willen slapen zoals het hoort… Ze wilde voortdurend bij ons zijn, maar wilde dan toch niet gepakt worden. Ze begon midden in de nacht onbedaarlijk te huilen, maar wilde niet eens getroost worden, laat staan dat ze iets wilde eten of drinken. Pas met veel moeite kon ik haar telkens weer stil krijgen, en doen slapen. Ook in de crèche zeiden ze hetzelfde: met moeite willen eten, nauwelijks willen slapen, en voortdurend zeuren en zagen.
Blergh.
Maar vorige week sloeg ze ineens om: vrolijk, goedlachs, eten als een delver, knuffelig, prima slaper. Ze kon plotseling ook heel mooi alleen spelen, begon niet meer te zagen aan tafel als ze genoeg boterhammen had en haar fles melk wilde, maar wachtte netjes af tot ook wij klaar waren met eten.
Kortom, een gans ander kind, zo plots. Waaraan dat gelegen is? Geen flauw idee. De tanden die ze aan het krijgen was (vijf stuks tegelijk) zitten er allemaal door, ze stapt nu volop zonder nog tussenin te kruipen of zich te willen vasthouden, en haar eerste woorden zijn ook al een feit: ze zegt (al een tijdje) mama, fes (fles) nam (alles wat eten is), maar zegt ook klanken achter, zoals zetel en dergelijke. Ze kan zich sowieso goed verstaanbaar maken, met gebaartjes, lachjes en hoofdgeschud.
En ik, ik ben stapelzot van mijn kleine meid, mijn cadeautje, mijn wondertje. Al vijftien maanden lang.