’s Morgens rond kwart na acht stappen wij drietjes de fiets op: Wolf op zijn eigen gele fiets, Kobe bij mij op de aanhangfiets. Een echte jas is niet nodig in dit heerlijke nazomerweer, gewoon een giletje, en voor de jongens dan hun fluohesjes daarover, en hun knalgele helm erboven. Kwestie van hen al vroeg genoeg bij te brengen dat ze met de fiets moeten opvallen in het verkeer.
Doorgaans komen we nauwelijks auto’s tegen, alleen maar kleine rode besjes van de straatbomen op de grond. En dan houden Wolf en ik een wedstrijdje: om ter meest van die besjes platrijden, zodat ze zo gezellig ploffen. En zo, met de ochtendzon in onze ogen, fietsen we door Suburbia naar school. Daar is het natuurlijk wel wat drukker, maar dat stoort niet.
Onderweg roepen we goeiemorgen of hallo naar de verschillende vriendjes die we voorbij fietsen, zwaaien naar andere fietsers, en stoppen aan de schoolpoort. Ik laat mijn fiets buiten het hek staan, want dat hek gaat dicht zodra de schoolbel gaat. Wolf parkeert netjes in het fietsenrek, deponeert hesje en helm in mijn fietsmandje, net zoals Kobe dat al gedaan heeft, en ik ga zijn fiets vastmaken met een groot slot.
En dan lopen we samen het schoolpad op, soms al huppelend en zwaaiend met de boekentassen. Zodra we aan de speelplaats komen, wordt Wolf steevast ingepalmd door vriendjes, en krijg ik nog in de gauwte een kus en een knuffel. Kobe blijft aan mijn handje hangen, en samen slalommen we tussen de groten naar zijn kleuterspeelplaats. Ondertussen zijn er vaak zesdejaars die hem vrolijk begroeten en hem soms zelfs komen knuffelen. Jawel. Op zijn speelplaats aangekomen krijg ik ook nog een stevige knuffel, meestal zelfs een ‘wurgslangknuffel’, zetten we zijn boekentasje aan de kant, en loopt hij op de speeltuin af. Zonder omkijken.
En ik, ik baan me stralend een weg terug tussen al die spelende jonge lijven, haal meestal het hek niet meer voor de bel is gegaan, en waag me dan maar aan ochtendgymnastiek door erover te klauteren. Doorgaans samen met een aantal andere moeders. Met wie ik dan natuurlijk nog even een babbeltje sla.
En dan fiets ik, de ochtendzon in mijn ogen, terug naar huis, terwijl het water me al in de mond loopt bij de gedachte aan die heerlijke kop koffie die ik me zo dadelijk zal inschenken.
En probeer ik intussen nog een paar besjes te pletten. Kwestie van te oefenen, en zo.
Geef jij eigenlijk nog les? Daar lezen we niet veel meer over? (Of lees ik er over?)
(En nog iets tussen haakjes: het laatste jaar komen jouw berichten altijd in trosjes van vijf of zes tegenlijk in mijn reader. Hoe komt dat eigenlijk? Lijkt me leuker er elke dag eentje te krijgen, op de dag dat het bericht geschreven is i.p.v. een week later…)
Ok, ondertussen op Twitter gelezen dat je nog les hebt, dus ik neem aan dat je nog lesgeeft. 🙂 Dat is al één antwoord.
Waarom enkel de jongens een helm en fluovestje? Vroeg leren is ook goeie voorbeeld geven, toch? 🙂
@Liza : die vraag ken ik!
’t Zijn altijd die van ’t onderwijs die de regels van de andere scholen aan hun laars lappen. Tssss, over een hek klimmen.
Bij ons doet iemand dat die commissaris (van de polies) is.
Voorbeeldfuncties…
Waar is de tijd dat ik ’s morgens met mijn 3 dochters naar school reed??? Geniet ervan, want voor je het weet zijn je kindjes groot!!!