Deze avond waren Bart en ik uitgenodigd bij goeie vrienden van ons. We zien elkaar veel te weinig, maar we hebben dan elk ook een druk leven, en weinig tijd voor sociale contacten. Jammer eigenlijk, dat merk ik telkens weer.
Gwen en Erik zijn studiegenoten van me, we hebben samen de unief doorsparteld (al is dat adjectief niet correct wat Erik betreft), en zijn altijd goeie vrienden gebleven. Zij was mijn getuige, ik was de hare. Onze levens zijn eigenlijk ook vrij gelijklopend: met een jaar verschil getrouwd, ongeveer tegelijk een huis gekocht, en dan aan kinderen (willen) beginnen.We droomden ervan om samen in 1997 zwanger te zijn.
Zij hadden meer geluk dan wij: in 99 werd Leander geboren, en stelden wij vast dat IVF voor ons de enige oplossing ging zijn. Na Leander ging het voor hen echter ook bepaald minder vlot, zodat ze uiteindelijk Ernest hebben geadopteerd, een jaartje ouder dan onze Wolf. Twee jaar geleden kwam daar voor hen ook nog Elly bij, toen Kobe al een jaartje was.
En dat was dat, dachten we allebei. Een mooi gezin, met de nodige drukte, heen-en-weergerij op woensdag en zaterdag, en weinig tijd voor de vrienden. Al het babygerief netjes doorgegeven, de kamers mooi gepland, en de opluchting bijna van de pampers af te zijn.
En toen werd ik onverwacht zwanger. Totaal onverwacht en verrassend, maar niet onwelkom. En toen belde ik naar haar, vertelde ik het nieuws, en bleef het een tijdje stil aan de andere kant van de lijn. Pure verrassing. En toen bleek ook zij groot nieuws te hebben: jawel, ook al was de kans op kinderen bij hen even astronomisch klein als bij ons, ook zij bleek zwanger. En bleef het even stil aan mijn kant van de lijn.
Deze avond zaten we dan bij hen thuis aan tafel. Ze zijn in december verhuisd, en we hadden het huis nog niet eens gezien. Eerst nog even op hun effen laten komen, en toen voelden we ons allebei veel te mottig om nog mensen te zien. Het huis is prachtig, overigens, ik zou er zó kunnen wonen.
Het fijne was, dat we elkaar misschien al een half jaar niet gezien hadden, maar dat dat niks uitmaakte. Oude vertrouwde vrienden, noemde Bart het. We praatten als vanouds, met discussies en plagerijen, en vooral een groot begrip van en voor elkaar. Met een gedeeld verleden, en dus niks uit te leggen.
Plots realiseerde ik me dat we elkaar al eenentwintig jaar kenden. En dat dat eigenlijk verdomde lang is, en meer dan de helft van ons leven.
Ik hoop dat we er minstens nog evenveel jaar in vriendschap kunnen bijdoen. Want zo’n goeie vrienden, al zie je ze maar af en toe, zijn goud waard. Dat heb ik vanavond maar al te goed beseft.